32 en aan- door Soo wyst dit Lampen-ligt die aanstonts in het oog, So o siet mens1 over al tot veel geriefs verstrecken. Haer voordeel is seer groot voor yder in den Haag; Sy doen veel Fakkels en ontelb’re kaarsen sparen. De Kerk- en Mart-gang is by avont als by daag. Dit dient de dienstmeyt wel om ’t schuren der Lantaren. Om kort te syn; De Heer en Vader van het ligt Die tusschen-woonend’ is de seven Kandelaren Hier booven, geeve u, dees wensch van ons gedigt: Dat, als gy lien van hier meint Hemel-waarts te vaaren, Aldaer dan eeuwiglik moogt by dien eeuw’gen God Genieten ’t Hemels-ligt der opgevolde Lampen, Ontstoken en voorsien door t wyse Maagden-Rot, ’t Geen suyver is, en vry van rook, van roet, van dampen. In den beginne waren de lantaaans van koper vervaardigd, maar bij resolutie van 15 November 1720 besloot de regeering der stad ze van dubbel blik te laten maken, om daardoor het veelvuldig stelen te voorkomen. Ongeveer een eeuw lang sukkelde men met dit zoogenaamde gloeiende spijker licht voort, en men moet nog verbaasd zijn, dat den Haag sedert 1683 zooveel licht heeft uitgestraald. Toen evenwel de revolutie in de lucht zat, spreekt het van zelf, dat de verzuchting meer licht van alle kanten gehoord werd, en dit gaf aan leiding om op 18 Januari het gewichtige lichtpunt ter sprake te brengen. Voornamelijk schenen de Heeren in het Lange Voorhout en op dén Langen Vijverberg meer verlichting noodig te hebben, want op 18 Januari 1770 besoigneerde men om aldaar kloklantaaarns te maken, waarvan modellen waren ingekomen, respectievelijk voor 18,30 en 36 gulden, buiten het verfwerk. Op den Vijverberg nam men een proef met kloklantaarns die 14 gulden kostten. De zuinigheid werd toen ook al betracht. Op 5 September 1771 waren er 50 in gebruik, maar een jaar of 10 later, 23 April 1782. welk jaar ongeveer samenvalt met het aanwenden van steenkolengas in Engeland, kwam men van den kloklantaarn terug, wijl ze bij harden wind of storm, niet konden worden aangestoken, gezien er in den Haag altijd veel wind geweest is besloot men ze vierkante lantaarns te vervangen. Wat de straatverlichting van Scheveningen onze tegenwoordige 8e wijk betreft, valt mede te deelen. dat aan zijn bewoners op 12 September 1724 werd toegestaan om voor rekening der Sociëteit in de rechte straat van het dorp1 lantaarnen te doen branden, mits dat zij lantarengeld zouden betalen, indien dit weder werd ingesteld, wijl het voor den Haag tijdelijk was afgeschaft. Die van Scheveningen namen aan de lantaarnen zelf te bekostigen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 131