33 BIJLAG-E C1. RIDDERZAAL. aantal adressen, van verschillende zijden, tot ons Beraadslaging over onderart. 164. luidende „Onderhoud, instandhouding, inrichting en meubileering van aan het Rijk behoorende of in gebruik gegeven historische gedenkteekenen en gebouwen die oudheidkundige of kunstwaarde hebben, en aankoop van grond en kosten van bewaking en kleeding, f 17.365”, waarop door de. Commissie van Rapporteurs een amendement is voor gesteld, strekkende om het artikel te verminderen met f 1000. De heer Mees, lid van de Commissie van Rapporteurs, ontvangt het woord tot toelichting van het door deze voorgestelde amendement en zegt: Mijnheer de Voorzitter! Ik zal bij de toelichting en verdediging van dit amendement, overeenkomstig uw wensch. kort zijn. Ik zal mij onthouden van alle uitweidingen waartoe wellicht dit onderwerp aan leiding zou kunnen geven. Ik geloof ook dat het mogelijk is de quaestie, in dit amendement gelegen, tot eenvoudige proportiën terug te brengen. Ik stel op den voorgrond dat het amendement niet gericht is tegen het denkbeeld om de Grafelijke zalen te restaureeren. Er is geen lid van de Commissie die dat doel niet wenscht. De Minister wijst er in zijne Memorie van Beantwoording op dat door niemand kan worden tegengesproken dat dit gebouw èn uit een architectonisch oogpunt èn wegens de talrijke historische herinneringen een van de merkwaardigste monumenten is, en tevens dat het in een toestand van verval verkeert die niet mag voortduren. Hetzelfde is in een gekomen, betoogd. Tot zoover gaan de Commissie en de Minister te zamen. Maar bij de vraag: welke weg gevolgd moet worden om tot het doel te geraken, loopen de wegen eenigermate uiteen. De Minister wenscht dat door de aanneming van dezen post in beginsel eene beslissing zal worden genomen, dat de Grafelijke zalen onder de in dit artikel bedoelde gebouwen opgenomen zullen worden en als bouwwerken van oudheid kundige waarde zullen gerestaureerd worden, en de Minister meent, dat. wanneer de zalen erkend worden oudheidkundige waarde te bezitten, de indeeling van de begrooting medebrengt, dat die gebouwen gebracht worden onder den daarvoor bestemden special en post op de begrooting van Binnenlandsche Zaken. De Commissie gelooft, dat wij bij de restau ratie van dit historische gebouw het best in de historische lijn blijven wanneer het blijft onder het Departement van Waterstaat. Toen bij de begrooting van 1879 werd voorgesteld om onder het beheer van het toen pas opgerichte Departement van Waterstaat de restauratie van het Binnenhof te beginnen, toen is daarvoor een post met groote meerderheid aangenomen. Niemand zal ontkennen dat die restauratie onder die leiding uitstekend is geslaagd. En nu komt het der Commissie voor, dat er geen reden is om de restauratie van de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 132