34
Binnenlandsche Zaken Mijnheer
Het amendement, als voorgesteld door de Commissie van Rapporteurs,
maakt van rechtswege een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van Houten, Minister van
Grafelijke zalen niet eveneens aan dat Departement toe te vertrouwen.
De Kamer was bij de behandeling van de begrooting voor 1890 ook
van dat gevoelen.
De toenmalige Minister van Waterstaat, de heer Havelaar, had het
voornemen te kennen gegeven om over te gaan tot de restauratie der
Ridderzaal en de verbouwing van het Departement van Binnenlandsche
Zaken. De Kamer ontving dit voorstel gunstig. De Minister kon toen
verklaren dat tusschen hem en zijne ambtgenooten overleg had plaats
gehad en dat men tot overeenstemming gekomen was.
Uit het geschrift dat de Rijksbouwmeester, de heer Peters, in 1891
omtrent de landsgebouwen heeft uitgegeven blijkt, dat toen aan het
Departement van Waterstaat reeds in hoofdtrekken een plan was opge
maakt voor de restauratie van de Hofzaal. De kosten werden gerekend
te bedragen ongeveer f 192.000.
De Ridderzaal behoort tot de landsgebouwen, onder het beheer van
het Departement van Waterstaat. Het blijkt uit een staat, die de Minister
van Waterstaat bij de begrooting voor 1890 op verzoek van de Kamer
heeft overgelegd.
Nu komt het mij voor dat. wanneer het plan van dezen Minister
gevolgd werd, bijna onvermijdelijk een zeker dualisme van beheer ont
staan zou. dat niet aan het belang van de zaak bevorderlijk kan zijn
en niet tot zuivere verhoudingen zou leiden.
Ik voeg er bij dat m. i. vanzelf spreekt dat de restauratie van dat
gebouw niet alleen mag uitgaan van het Departement van Waterstaat,
maar dat dit Departement het advies zal moeten inwinnen van de des
kundigen van het Departement van Binnenlandsche Zaken, evenals van
andere deskundigen.
Eindelijk nog ééne opmerking. Hoe men denkt over de quaestie die
het hier geldt, hetzij men me ene dat de restauratie in de eerste plaats
van het Departement van Binnenlandsche Zaken, dan wel in de eerste
plaats van dat van Waterstaat moet uitgaan, het komt mij voor dat het
in elk geval zeer praematuur zou zijn om thans gelden te bestemmen
voor het opmaken van een plan van restauratie. Eer tot de restauratie
van de Ridderzaal zal kunnen worden overgegaan, zal zij moeten ont
manteld worden, en eer dat mogelijk is, zouden in de plaats van de
gebouwen, die haar nu omgeven, andere moeten gesticht worden, of voor
de takken van dienst, die in die lokalen gevestigd zijn, andere moeten
gezocht worden.
Ik zou zelfs meenen dat, eer die ontmanteling heeft plaats gehad, het
uiterst moeilijk zou zijn om een gedetailleerd plan van restauratie te
ontwerpen.
Ook op dien grond meen ik dat de aanneming van het amendement
wenschelijk is.