36 om eene beslissing te nemen, maar de aanvraag van eenig geld om van mijne zijde te kunnen toelichten datgene wat ik meen dat met deze ge bouwen moet geschieden. Datgene wat het gevolg kan zijn van een Koninklijk besluit omtrent deze zaak moet niet worden voorgesteld als te zijn doel van den Minister. Gevolg van een Koninklijk besluit, waarbij dit gedeelte van het Binnenhof zou kunnen worden verklaard te zijn monument, zou natuurlijk zijn, dat Binnenlandsche Zaken zou moeten zeggen, dan behoort het onder dezen post van de begrooting. Men denke zich eens wat de geachte afgevaardigde thans in het vooruitzicht stelt, dat voor eene zuivere restauratie van een gedeelte van het Bin nenhof onder den post: onderhoud van landsgebouwen. een cijfer uitge trokken werd; zou men dan niet zeggen dat behoort niet bij Water staat, dat behoort op de begrooting van Binnenlandsche Zaken Dat natuurlijk bij de uitvoering van eenig plan, welk ook. samenwerking* noodig is aan de verschillende Departementen die gedeelten van deze gebouwen in gebruik hebben, dat is "Waterstaat, dat is Justitie, dat is Binnenlandsche Zaken, zal een ieder toestemmen. Dat er ook eenige tijd mede gemoeid zal zijn om gelegenheid te vinden tot het bergen en ver plaatsen van datgene wat thans geborgen en geplaatst is in dat complex van gebouwen, spreekt eveneens vanzelf. Ik meende dat ik op dit punt zoo duidelijk was geweest, dat er geen verschil mogelijk was, maar het blijkt dat zelfs de Commissie van Rap porteurs in misverstand is gekomen. De toelichting, daarvan kan ik de verzekering geven, is zoo volledig mogelijk. In den uitgewerkten en toelichtenden staat leest men „(5) Er wordt geen geld aangevraagd op art. 164. omdat het raadzaam wordt geacht geen nieuw werk te ondernemen, zoolang niet is beslist omtrent de aanhangige vraag of de Grafelijke zalen in de XlIIde eeuw gesticht door Willem II en Floris V onder de monumenten van geschie- nenis en kunst gerangschikt, als zoodanig gerestaureerd zullen worden/’ Dit is een punt dat nader beslist moet worden. „In afwachting van die beslissing wordt gerekend op f 1000 voor het ontwerpen van een plan van eventueele restauratie.” Waarvoor heb ik nu dien post noodig? Daarvoor moet ik in eenige historische beschouwingen treden. De Loterijzaal en annexe behoort tot de landsgebouwen welke in hot jaar 1878 bij de formatie van het Ministerie van Waterstaat niet onmid dellijk, maar bij de eerste begrooting zijn overgegaan van het Depar tement van Binnenlandsche Zaken naar het Departement van Water staat. Toen is in de begrootingsstukken medegedeeld dat aan de Rijksadviseurs de vraag is gesteld welke gebouwen volgens hun oordeel bij de herstelling van het Binnenhof om hunne geschied kundige of architectonische waarde behooren gespaard te worden. Dit is te vinden in de Memorie van Toelichting op de begrooting van Water staat. Handel en Nijverheid voor het dienstjaar 1878 bij de artt. 74 en 75. Men beoogde dus reeds dadelijk de reserve te maken, dat er onderdeelen van het Binnenhof waren, welke niet op de gewone wijze bij de herstel ling van het Binnenhof zouden kunnen worden behandeld.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 135