41 die er geen het deftige Binnenhof op zijne plaats zijn zou op een schoorsteenmantel, al zou zij dezen een kinderachtig aanzien geven. Tot nog toe had ik er op gerekend, dat. als eenmaal Waterstaat tot de restauratie van de Loterijzaal overging, dan dit horrendum wel metéén zou worden opgeruimd; maar, als die restauratie vanwege Binnenlandsche Zaken geschieden moet, vervliegt niet alleen die hoop, maar rijst bij mij zelfs de vrees, dat die restauratie om de symetrie, in den stijl van de fontein zal plaats hebben. En omdat ik dit vrees, wil ik het Binnenhof laten onder beheer van Waterstaat en het houden buiten sit venia verbo buiten de klauwen der afdeeling Kunsten en Wetenschappen aan Binnenlandsche Zaken. Bij gevolg, Mijnheer de Voorzitter moet ik aan dezen post mijne stem onthouden, en die geven aan het amendement der Commissie van Rapporteurs. Be heer van Bylandt (Gouda)Indien ik tot ondersteuning van dezen post een enkel woord wensch in het midden te brengen, dan wensch ik mij daarbij, op het voetspoor van den geachten woordvoerder der Com missie van Rapporteurs, zorgvuldig te onthouden van alle quaestiën, die niet in rechtstreeksch verband staan tot de beschouwing der zaak, der zaak op zich zelve. Er zijn hier, zoo ik mij niet bedrieg, twee vragen te beantwoorden. Be eerste is: Is er. ja dan neen, op hoofdstuk V der Staatsbegrooting een speciaal artikel voor restauratién van aan het Rijk toebehoorende historische gedenkteekenen en gebouwen, die oudheidkundige of kunst waarde hebben? Het antwoord is gelegen in lert. a tot en met x van art. 164 van dat hoofdstuk, welk artikel thans in behandeling is. Bovendien is er ook nog art. 16’2 van hetzelfde hoofdstuk, hetwelk zooeven, Mijnheer de Voor zitter, uwen hamer is gepasseerd, en waarbij in het toezicht op gedenk teekenen van vaderlandsche geschiedenis en kunst, alsmede in de kosten van de Rijkscommissieën voor de monumenten wordt voorzien. Be tweede vraag is deze: behoort, ja dan neen, de groote zaal op grond van hare historische en kunstwaarde, eene plaats in te nemen in de rij der historische monumenten van ons vaderland? Op deze vraag zou ik durven antwoordenGeen der daaronder tot dusver gebrachte monumenten, die de Kamer telken jare als het ware opnieuw als zoodanig sanctionneert, heeft daarop meer aanspraak dan de groote zaal. Zij is en naar ik meen bestaat hieromtrent geen verschil van gevoelen één der voornaamste, zoo niet het voornaamste historische monument in geheel Nederland. In de rij dier monumenten mag zij niet ontbreken. Zijn deze antwoorden op de beide door mij gestelde vragen juist, dan kan ik voor mij daaruit geen andere conclussie trekken dan deze: Dat zóó voornaam gedenkteeken behoort niet anders te worden gerestaureerd dan uit den post, die juist voor de restauratie van aan het Rijk toebehoorende monumenten is bestemd. Indien de Kamer zeide: ik heb er geen cent voor over om tot deze

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 140