45
neem ik aan. dat dit de bedoeling
Maar ter verdediging der Commissie
lezen, waarop hare opvatting steunt.
door optrekking van eene verdieping te verfraaien”hoe toen gebouwen,
als die van den Hoogen Raad en het Departement van Koloniën be
wonderaars vonden.
En nu mag het nooit vergeten worden, dat de groote, de drijvende
kracht, welke aan deze wanbegrippen en afschuwelijken wansmaak een
einde maakte, is uitgegaan van de mannen, die thans nog op kunstgebied
de voorlichters zijn van het Departement van Binnenlandscne Zaken.
Die mannen gaven meermalen blijk, zegt men, van eenzijdigheid, van
absolutisme, van despotische neigingen. Ik wil het altemaal toegeven,
Mijnheer de Voorzitter, indien men mij slechts toegeeft, dat het waren
les défauts de leur qualités en dat zij, als zij niet de gebreken bezeten
hadden die men hun ten laste legt, zij ook nooit de krachtige overtuiging
en de energie zouden gehad hebben, die onontbeerlijk waren om aan on
duldbare toestanden een einde te maken. Als een Augiasstal moet geruimd
worden kan eene jonge juffrouw met een zachten plumeau niet helpen
dan zijn er krachtige spieren en harde bezems noodig.
En die hebben de mannen welke men thans aanvalt, bezeten en het
strekt hun tot eer. dat zij ze op krachtige en hardhandige wijze hebben
gebruikt.
Nu wil ik toegeven, dat er gevallen zijn, waarin men beter doet den
raad dier mannen niet in te roepen. Als men weer eens in Barocco-stijl
een tentoonstellingsgebouw wil oprichten of als het den bouw van eeg
naar alle eischen des tijds ingericht café-chantant geldt, late men die
heeren liever thuis. Doch het betreft hier de restauratie van historische
middeleeuwsche gebouwen van een Xlllde eeuwsch grafelijk paleis.
En als men dan vraagt aan welke zijde niet slechts de technische be
kwaamheid. de kennis, doch vooral ook de liefde voor onze historie
en voor historische monumenten in het algemeen en van die der middel
eeuwen in het bijzonder te vinden zijn, dan meen ik. met allen eerbied
voor de bekwaamheid van wien ook. kan het antwoord all ertwijfelachtig zijn.
Laat de toestand onzer financiën eenmaal eene aanzienlijke uitgaaf op
dezen post toe want goedkoop zal de voorgenomen restauratie niet
wezen dat zij dan worde uitgevoerd onder het beheer der afdeel ing
Kunsten en Wetenschappen.
De Heer Mees, lid der Commissie van Rapporteurs, verkrijgt het woord
om namens deze haar gevoelen over het amendement mede de deelen en
zegt: Mijnheer de Voorzitter! De gevoerde discussie geeft mij geen aan
leiding om af te wijken van mijn voornemen om kort te zijn en de quaestie,
die ons bezighoudt, niet te compliceeren.
De Minister heeft gezegd, dat het amendement der Commissie op
ernstig misverstand berust. De Commissie had inderdaad gemeend,
het de bedoeling was. om 1"
een
dat
bij dezen post het beginsel te doen beslissen,
dat de restauratie der Grafelijke zalen niet zouden uitgaan van het Depar
tement van Waterstaat, maar van dat van Binnenlandsche Zaken. Gaarne
van den Minister niet geweest is,
van Rapporteurs moet ik nu voor-