47 zaken eenig bezwaar, omdat het J Ik heb daarom tegen dien loop van zaken eenig bezwaar, omdat het bij den Minister vaststaat dat dit gebouw is een gebouw dat historische en kunstwaarde heeft wat ik niet betwist maar omdat hij tevens meent dat ieder gebouw waaraan dat karakter moet worden toegekend per se onder de afdeeling Kunsten en Wetenschappen moet worden ge bracht. Daarin ligt reeds eene vrije sterke praejudice. Nu zegt de Minister verder: de aanleiding- van den wensch om dit plan te maken was dit: het bleek dat men ter sluiks begonnen was aan iets wat restauratie van die gebouwen kan worden genoemd en men was van plan om verder te gaan. Dit maakt evenwel voor mij de bestemming van de aangevraagde duizend gulden niet duidelijker. De post wordt op die wijze, als het ware een bewakingspost en ik zou willen vragen: hebben we hier te doen met een architectonische Bertillonage, met eene nauw keurige meting van het gebouw- om zich later van de indentiteit met het tegenwoordige te vergewissen? Hoe dit zij. er is eene twéede grond voor het amendement waarop ik in mijn eerste rede gewezen heb en waarop ik ten slotte nog even wil terugkomen. Ik heb gezeg-d en ik herhaal: hoe men denkt over de vraag, of de restauratie van de Grafelijke zalen behoort onder Binnenlandsche Zaken dan w-el onder Waterstaat, het komt der Commissie voor, dat het toestaan van gelden voor het opmaken van een restauratie-plan, op dit oogenblik praematuur is. Want wat zal moeten geschieden eer tot die restauratie kan worden overgegaan? De Minister van Waterstaat deelt in zijne Memorie van Beantwoording mede, dat zal moeten voorafgaan eene noodzakelijke uitbreiding van het gerechtsgebouw. Verder dat door aanbouw of op andere wijze zal zijn te voorzien in de behoeften van eenige takken van dienst gevestigd in localiteiten tegen de Ridderzaal aangebouwd. Dit alles moet voorafgaan, eer met de restauratie zal kunnen begonnen worden. Het komt mij voor dat zelfs een goed plan niet zal kunnen ont worpen worden, eer de ontmanteling een groot eind gevorderd is. Heeft die ontmanteling nog niet plaats gehad, dan kan ik mij niet voorstellen hoe een gedetailleerd plan op touw7 kan worden gezet. Daarbij moet men niet vergeten, dat wij op dit gebied reeds menigmaal de ondervinding hebben opgedaan dat, wanneer aan eene restauratie be gonnen wordt, de aanvankelijke raming zeer verre overschreden wordt. Het is bijna eene stereotype passage in de toelichting van de posten die op restauratiën betrekking hebben, dat, toen men begonnen w7as met het wegnemen van hetgeen aan het een of andere gebouw moest weg gebroken worden, het bleek dat veel grooter herstellingen noodig waren dan men aanvankelijk dacht. Vergis ik mij niet, dan heeft zelfs de restauratie aan den Dom te Utrecht op die wijze langzamerhand den grooten omvang genomen dien ze nu heeft gekregen. Op dien dubbelen grond, dien ik ontwikkelde, neemt de Commissie van Rapporteurs haar amendement te moeten handhaven. Zij voor zich zou vreezen. dat het toestaan voor dezen post eenige „prejudice” zou opleveren voor het vervolg; maar ook wanneer men die vrees niet heeft, dan nog is het niet te ontkennen dat. met het oog op de omstandigheid, waarop ik in de laatste plaats wees, deze aanvraag voorbarig is te achten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 146