56
eens
van
tafel te zien, dus heeft de Minister uit de stukken kennis moeten nemen
van Èètgeen over deze zaak is gezegd.
Nu zou ik het betreuren indien de Minister meende, dat het aan
nemen van dat amendement zou beteekenen, dat de Vergadering instemde
met de motiveering. die de geachte afgevaardigde uit Amsterdam, de
heer Rutgers van Rozenburg, aan zijne stem heeft gegeven, dat hij
namelijk wilde, dat de gebouwen van het Binnenhof zoude blijven buiten
..de klauwen” der afdeeling Kunsten en Wetenschappen van het Depar
tement van Binnenlandsche Zaken.
Dit was naar mijne meening de bedoeling van het amendement aller
minst. Ik vind daarvoor steun in de toelichting van het amendement,
zooals deze is gegeven door den geachten afgevaardigde uit Rotterdam,
den heer Mees, lid van de Commissie van Rapporteurs, van wie het
amendement is uitgegaan. Hij zeide. toch bij de toelichting van het
amendement-
..Ik voeg hierbij, dat het, mijns inziens, vanzelf spreekt, dat de restau
ratie van dat gebouw niet alleen mag uitgaan van het Departement van
Waterstaat, Handel en Nijverheid, maar dat dit Departement het advies
zal moeten inwinnen van de deskundigen van het Departement van
Binnenlandsche Zaken, evenals van andere deskundigen.”
Mijnheer de Voorzitter! Ik zou op deze zaak niet zijn teruggekomen,
indien ik geheel gerust ware geweest, dat de opvatting van den Minister
evenzoo ware geweest, maar aangezien bij dezelfde discussie gebleken is,
dat op dit oogenblik eene restauratie van het muurwerk plaats heeft,
waarin het Departement van Binnenlandsche Zaken niet is gekend, acht
ik het van belang, dat de Minister verklaart, dat mijne opvatting door
Zijne Excellentie wordt gedeeld.
Ik vermoed, dat daartegen bij den Minister geen bezwaar zal bestaan,
omdat ik vertrouw, dat. hij mij zal toestemmen, dat de aanneming van
het amendement met 48 tegen 46 stemmen geen andere beteekenis heeft
dan die, welke ik daaraan heb toegekend.
De heer Veegens: Mijnheer de Voorzitter! Ik dacht er niet aan naar
aanleiding’ van dezen post het woord te vragen: maar nu de geachte
vorige spreker is teruggekomen op eene discussie die bij de behandeling
der begroeting van Binnenlandsche Zaken gevoerd is, wensch ik nog
in herinnering te brengen waarom ik althans mijne stem gegeven
heb aan het bij die gelegenheid door de Commissie van Rapporteurs
voorgesteld amendement. Ik laat de redenen, die den'geachten afgevaar
digde uit Amsterdam, den heer Rutgers van Rozenburg, daartoe bewogen
hebben, te zijner verantwoording. Maar mijn motief is geweest, dat ik
geene landsgelden wenschte toe te staan om de inbreuk, die het Depar
tement van Binnenlandsche Zaken wilde plegen op de bevoegdheid van
het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid, door het opmaken
van een plan toe te lichten en feitelijk te wettigen.
Ik heb met eenige verwondering uit den mond van den geachten
afgevaardigde uit Wijk bij Duurstede gehoord, dat eene restauratie van
muurwerk vanwege het Departement van Waterstaat zou hebben plaats