3 ONZE PLICHT. Te zien, als iedre greep daarin De grage hand opnieuw bevredigt En loont met schittrend goudgewin? Veel eedler buit moogt gij behalen; Geen goud, neen, levensrijkdom is- ’t, Wat ge onder rustloos zegepralen Aan ’t zwart gebied des doods betwist. Wat mijnschacht wierp zoo kostbre schatten Den volken ter bewondering bloot, Als ’t graf der eeuwen blijft omvatten En schuil houdt in zijn donkren schoot? Niets blijve er in dien nacht verscholen; De dag herwin’ zijn eigendom. Ontraadsel ’t diepst geheim dier holen; Keer vorschend iedren grafsteen om; Roep de oude schimmen op, en luister Met waakzaam oor naar iedre zucht; De flauwste en armste vonk, in ’t duister Nog scheemrend, borgt de rijkste vrucht. Verhef uw stem: uit krocht en klove Brengt de echo licht een antwoord mee. Geen rust, eer eens uw voet de doove En spraaklooze eenzaamheid betree, Uw navraag slechts de stilte ontketen’, Die, opgeschrikt en uitgetrêen, U toeroeptHier ligt niets vergeten Hier woont de dood, de dood alleen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 173