7
HUYGENS EN BE RESIDENTIE.
op draegh”.
Een jongh hert, wel geraeekt van ’t schoon van syn’ beminde,
En keurt niet schoon by haer, in wat gewest hij ’t vinde:
Mijn oud hert, even soo, en werdt niet schoons verthoont,
Dat schoon te noemen zij, by waer het wierd en woont,»
en later:
zong de verstandelijk vrome Gristen”, in 1661, op zijn
geboortedag, toen hij dien voor de 65ste maal mocht
herdenken, ongeveer zes en twintig jaar vóór zijn dood,
die den 28sten Maart 1687 plaats had, en zijn
noyt vólpresen, noyt half uytgepresen Haegh”
kwart eeuw hem als burger in haar
i van de rustige rust, die
hare nabijheid, op het buitengoed Hofwyck bij
mocht nog een kwart eeuw
midden hebben, of getuige zijn
hij in I 1 7 1
Voorburg genoot.
Hollander, Hagenaar, Hervormde zegt Potgieter, maar
Hagenaar bij uitnemendheid voegen wij er bij. In den
jare 1596 alhier geboren, behoort hij als zoodanig in de
eerste plaats aan den Haag, en mochten waarlijk wel op
degelijker wijze dan door de namenHuygensplein, Huy-
gensstraat en Huygenspark, zijn persoon en zijn werk in
herinnering gehouden worden. Immers hoezeer heeft hij den
Haag steeds in zijne gedichten genoemd en geroemd!
In de Zeestraat heet het
van dien luyster, onsen Haegh,
Ja mynen van de Wiegh, daer ick mijn roem
om ten slotte te zeggen:
«Ghy trouwe Momberen van ’s Graven schoonen Hage,
Daer ick, arm Hagenaer, den trotsen naem afdrage.»
Jonckbloet mocht dan ook met volle recht schrijven:
,/s-Gravenhage was Constantijn’s geliefkoosd verblijf, ’t Is