47
CHRISTIAAN HUYGENS TE NIJMEGEN.
-vond, dat de vaader (mits houdende een wetlyk be-
kraftight dubbelt) Mendozaas bondtschrift aan Huighens
„gaave; en eenen brief gedaghteekent den eersten van
Zoomermaant, by den welken hy, als verstaan hebbende
„dat d’ Ambassadeur quaalyk met zynen zoon leefde, en
„Huighens in Engelandt was, zich gehete t’ bondtschrift
„oover te zeinden, met verzoek dat hy den jongen naa
„zich naame. Dat zy ook t’ ooverpeinzen hadden, hoe de
„Ammiraal Treslong zich draaghen moest, om der weeder-
„parthye geen' lont te doen rieken, gelyk, door ’t herzeinden
„zyner oorloghscheepen ter voorzeide tydt. oft door eenigh
„ander bedryf, gebeuren koude. Dat Huighens vertrekkende
„naa Engelandt, dit berichtschrift onder den Heere van
„Hautain zoude laaten oft het te rugge stuuren.” Als
Huighens zyn afscheit van den Prinse nam. haaperd’
hy in 't uitgaan, aan de lyn van ’t gewight, dat tot het
toehaaien der stoofdeure diende. Ende zeid’ hem, hierop,
zyn’ Doorluchtigheit lachende, ’t scheen een waarschuwend
voorspook dat hy zich, in dit werk, voor de koorde moest
hoeden Wyders, in Zeeland vond hy de zaaken zoo ge-
leeghen, oft klaarde ze zulx, dat hy naa Londen over
scheepte. Hier hield hy, om d’opzight te myden, zich
meest in de herbergh, bij Fransch gezelschap, als een
jongman van dien Landtaart. en gekoomen uit zinlykheit
om dit Kooninkryk te bezightighen, saint hoe men de
gezanten eerde, die daar de zaaken des Hartoghen van
Anjou bezorghden. Maar ter bequaamste stonde vervoeghd’
hy zich met eenen brief van Villers Hofpreeker des Prinsen,
by La Fontaine Leeraar der Fransche kerke; dien hy
’t stuk ontdekte, verzoekende zynen raadt, om in Men
dozaas wooning te doen verspieden, hoe ’t kindt daar
gehandelt, hoe kort oft ruim het gehouden werd, wat
men daarmeede voor hadde, en oft men ’t ook dacht uit