49 CHRISTIAAN HUYGENS TE NIJMEGEN. „schoorvoeten, oft de zaak te lange sleepen, zoo zond’ „hy hem zeggen, brieven te hebben, ten zelven einde, „aan den Prinse Dauphin, den Maarschalke van Cosse, „en aan Marchemont. Welke brieven hy nochtans bestellen „moest alleenlyk aan zulken als Walsyngham goedt „vónde; en hun de stof ontfouwen, met smeeken, dat zy „hunn’ achtbaarheit by de Kooninginne, oft anders, be- „steeden wilden, om den jongen te doen ontslaan, dewyl „zich de Prins daarvoor verplicht had, en ’t stuk den „dienst des Hartoghen van Anjou betrof, in wiens eedt „de Neerlanden stonden: ten minste bevorderen dat hy „in onpartydighe bewaarnis gestelt wierdewant als „m’er om te pleiten quaam, zond’ hy buiten gevaar zyn.” Ook had zyn’ Doorluchtigheit geraadpleeght met eenighe rechtsgeleerdenwelker verstandt gedroegh, dat, by mangel van yets te bedryven door andre weeghen, Huighens, neevens een Serjant, zelf by Mendoza verscheene, om, uit kracht van ’s vaders schryven, het kindt van hem te vorderen, en zoo ’t moghte verzonden zyn, den Ambassa deur als oovertreeder van ’t bondtschrift, in recht te be trekken, met eisch dat hy ’t voor den dagh braghte; zonder te bestaan met borghtoght. Ende zouw men tot dit werk zeekren voorspraak, genaamt Norton, gebruiken. Maar men oordeelde deezen voorstel van luttel naadrux te zyn: gemerkt’ er niet te klaaghen viel, zoo lang hy den gyzelaar in Engelandt hielden te dingen tot te voorschynbrenging, indien men hem vervoert vonde, dat moest tydt kosten, waarentussen d’een’ oft d’andre kund- schap van den uitgang des aanslaghs zouw ooverwaaien. Wat nu aan Huighens, in zyn’ eerste spreeken met Walsyngham, bejeeghent zy, is my niet gebleeken. Maar, naa gieten des besteks in veelerley vormen, vond men deze de bequaamste. Zynde de geleeghenheit van 4

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 224