51 CHRISTIAAN HUYGENS TE NIJMEGEN. geerte van ongedult, dat men alzoo zulk eenen Spanjaardt ver kloekt en uitgestreeken hadt, roerde hemel en aard’ om en speurde, zeeker den jaagher zoo naa op de hielen, ge- waapender handt, zelfs met eenighen schyn van toestandt der Ooverheit, dat het als niet scheelde, oft hy waar, met vangst met al, betrapt geweest in zeeker scheepken, daar zy verzaakt oft versteeken, oft behendelyk uitge holpen werden; want hieraf weet ik geen’ klaarheit. Hoewel nu Panna zyn voornemen teeghens Vlissinge aan d’een’ zyde zette, zich naader bezinnende, ter oor- zaake voorzeit, zoo Meetren verhaalt: oft omdat Treslong zyne scheepen quaalyck oover kon brengen, zonder schalk oogh te geeven, gelyk van Reid meent; echter liet men niet [na] de verrichting van Huighens op haare waare waarde te schatten. Aan de Engelschen loech ze wonder- lyk toemen steld’ er de geschiedenis ten toon in schil- dery, die noch heedën te zien zoude hangen, in de wooning des Graaven van Arondel. Thuis werd hy danklyk be- welkoomt, en te zyner keuze gestelt, wat kleinoodt. tot heughenis, hem geviele te doen maaken. Zeldzaame zeedig- heit, ook te hoov’ onverbastert gebleeve, paste zyne be geerte naa de maat der soobre geleeghenheit zyns meesters. „T’loon was een goude penning, met de hoofden van Prins en Prinses, neevens deeze woorden, wightigher dan ’t metaal: Mandati strenue executi monumgedenknis van bevel strengelyk uitgevoert. Maar, naar dat ik van zynen aardt verstendight ben, zoo moest zyn hart meer smaax in de bewustenis der daadt, dan in deezen lof vinden. Mondigher ook, en leevendigh getuighenis strekte hem de geberghde gyzelaar; die, genaamt. Niklaas Wilhems- zoon, naamaals mede Hopman te waater werd, en veeltyds zyne behoudenis van Huighens t’erkennenplagh als hebbende op den drempel van lyflyke en geestlyke slaavemyegestaan.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 226