78 CONSTANTYN HUYGENS ALS CHRISTEN. b Zedeprinten. Groot Herder Israëls, laat dij: De vruchten dijns verbonds Zend knechten in den oogst er aan en jn verkoren kudden van zulke takken schudden, van deez’ eh beter- stof; Ons welzijn hangt er aan en daaraan hangt dijn lof, Wat hij vooral in den predikant haatte was onnatuur. vormendienst. Alle gemaaktheid moet zorgvuldig geweerd blijven. Ware welsprekenheid kan men leeren van de vrouwen op de markt, die haar woorden en gebaren niet bestudeeren, en van de kinderen bij hun spelen, wier woorden eenvoudig zijn en naar wier bedoeling niemand behoeft te raden. Hij verlangt de taal des harten, en hierin doet hij ons denken aan de Génestet’s verlos ons van den preektoon, HeerGeef ons natuur en waarheid weer.” Luistert slechts En zoekt gij in uw spraak een krachtiger beleid Dan dat het hart u geeft? Of zijn ’t geleerde boeken. Daar gij de kunst uit zuigtwaar mogen ’t vrouwen zoeken Want spreken is haar lot. De vrouwen op de markt; Is ’t kunstrijk, haar gebaar? Zijn ’t sierlijke geluiden? O, ja. de sierlijkste, want ’t allersterkst beduiden Beduiden is de zaak en al die daar naar tracht, (Gij hebt geen ander wit) en hoeft geen andre kracht Als die natuur van zelf kan, wil, zal en moet geven, Laat kinderen begaanhier hebt gij ’t naakte leven, En schaamt u geen copie te nemen van dien kant ’t Is Gods hand, die all’ licht heeft in die jeugd geplant. Dat door de kindsheid blinkt; en let eens op dat spreken. Van die onnoozelheidzij weten van geen preeken, Maar ’t spreken is haar ernst zoowel als u ’t sermoon. Hoort, valt haar wel een woord ter mond uit van zijn toon

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 254