79
Zl)ll
CONSTANTYN HUYGENS ALS CHUISTEN.
En treuren se in haar vreugd en schreien s’ in haar krakeelen.
Zoodat men niet en voelt waarin die twee verscheelen?
Natuur en lijdt ’t niet, en houdt dit voor gewis,
Hoe min die afgericht, hoe die geleerder is.
Maar lang niet alle predikers beantwoordden aan
ideaal en namen zijn goeden raad in acht. Daar waren er
ook. die holle klanÉén ten beste gaven en daarmee de ge
meente meenden te stichten. Huygens treft hen met zijn
scherpe satire
Jan staat en rammelt op de stoel,
En houdt zich voor een predik-baasje
En maakt niet dan een hol gewoel,
Jan, heet gij dat een predicatief
Mij dunkt, gij zijt een predik-haasje. 2)
Doch niet alleen aan de gebreken der voorgangers, ook
aan die bij de godsdienstoefeningen wijdde hij zijn aan
dacht. Het was vooral de zang der gemeente, waarin hij
veel te verbeteren vond en veel verbeterd heefttrouwens
van een man, zoo musicaal aangelegd als Huygens, liet
zich niet minder verwachten. Reeds van zijn ouders had
hij de groote beteekenis van goed zingen geleerd
Zoet’ ouders, die verstondt hoe goed voor alle dingen,
Des Heeren lofzang is eendrachtelijk te zingen,
En geen onorden zelf te brengen in zijn kerk,
Alom d’ onkundigen hun onbeschaamde werk. 3)
Zooals bekend is, waren velen destijds zeer gehecht
aan de psalmberijming van Petrus Dathenus, die veel te
Gids, 1842.
2) Xe Boeck. Sneldicht 89.
3) Gids 1842.