81.
6
CONSTANTYN HUYGENS ALS CHRISTEN.
aan den eerbied, daar geëischt en aan de stichting der
gemeente schade kon doen. Zoo kon hij het niet dulden,
dat de hoorders zaten te slapen:
Toch was het slapen in de kerk niet zijn eenige ergernis.
Daar was ook wereldschgezindheid, daar was ijdelheid,
pronkzucht, wat hem tegen de borst stuitte. „Ik stelle
mij als voor de kerckdeure en bidde en vermane dat daer
uyt gesloten blijve ’t ghene daer bevonden is ondienstigh
ende schadelick te wesen. 2) Welnu, tot dat schadelijke
behoorde ook de opzichtelijke, wereldsche kleeding van
1) Kerk-raed bij Schinkel. Nadere Bijzonderheden bl. 66.
2) Grhebruyk ende onghebruyck van ’t orghel, bl. 38.
Vriend, valt gij slaperig ter kerke, daar ’t minst past,
En wordt gij in ’t gehoor van sluimering verrast,
Ik heb een les daar op, die zelden staat te feilen,
En geeft gij mij geloof, ik wil ze u mede deilen:
Beeld maar u zelven in, dat die daar staat en zweet,
Om u te zeggen wat gij weet en niet en weet,
Aan uw ziekbedde zit, ontboden en gebeden,
Om u de hand te bién in d’ uiterste gebeden
Denkt dat hij uwe ziel en uwe alleen bezorgt
En leidt u ernstelijk naar ’s Heeren hooge borgt.
Daar heen gij reizen gaaten nu ’t geen tijd van veinsen,
Noch dobbel-zin meer is, helpt u terugge peinsen.
Aan feilen velerhand, en stijft weer uw gemoed
In ’s grooten Middelaars voor u vergoten bloed,
Voor wien gij nu eerlang te rechte moet verschijnen:
In zulk een bezigheid zal niet de slaap verdwijnen
En alle sluimering van hart en oog vergaan?
Zijn wij niet willens dom daar is geen twijfel aan.