I*
88
CONSTANTYN HUYGENS ALS CHRISTEN.
Dag-h werck.
’s Morgens, eer wij ,’t licht begroeten,
Zullen wij die Godheid groeten;
’s Morgens eer de dag ontwaakt,
En de zon de sterren staakt.
En dan gaat zijn zang over in een hartelijk gebed tot
God, van wien hij alleen den zegen wacht; wiens bewa
rende hand hij inroept en wien hij kracht tot dragen
afsmeekt, als het leed hem mocht treffen;
Hoed ons, daar wij nederleggen,
Daar wij zwijgen, daar wij zeggen,
Daar wij wandelen of staan,
Met ons zelven overlaan
Ik wil Heer wat Gij wilt en heb het lang gedaan,
Ik heb dijn loopbaan lief en loop ze met vermaken,
En doe ’t van over lang en hoop het niet te staken.
Dit komt in alles uit; bij gewichtige gebeurtenissen,
keerpunten in zijn leven maar ook in alledaagsche dingen.
Zooals men weet trad Huygens op zijn 30ste jaar in het
huwelijk met Susanna van Baerle. Welnu, uit een gedicht
aan zijn aanstaande vrouw blijkt, hoe ook iirhet huwelijk de
dienst van God het hoogste in zijn schatting moet zijn. God
zal de eerste plaats hebben in zijn huis zoowel als in
zijn hart. Hoort hoe hij zijn Susanna toezingt:
God alom, altijd, alleen
Zal de Vader-Meester wezen,
Dien wij vriend’lijk zullen vreezen,
En ons eerste onderwint
Daar de wijsheid af begint.