90 CONSTANTYN HUYGENS ALS CHRISTEN. Dagh-werck. 2) Hofwyck bl, 562. 8) Hofwyck bl. 604. Als de geesten uit de huur’ Van de leden zullen scheiden, En dijn tweede komst verbeiden, Met verlangen naar den dag,- Dien ’t geloof maar tegen mag. En in latere jaren. als zijn kinderen reeds den vol wassen leeftijd hadden bereikt, en hij zich voorstelt, dat hij zal weggenomen worden, dan draagt hij hen op aan God, onder wiens hoede zij veilig zijn: Vier zonen heeft mij God en ’t Vaderland geschonken, En zoo ’t een vader voegt, ik durf er wat mee pronken; Mijn zorgen hebben hen door wetenschap en deugd, Voorspoediglijk geleid tot door de tweede jeugd, En ’t zullen mannen zijn, als ik er niet zal wezen; Dan zijn mijn plichten uitGod, vader van de weezen, Beveel ik hun bestier, met eene zus daartoe, Daar bid ik allen voor, als ik voor allen doe. 2) Dat hij zijn huisgezin in dien godsdienstigen geest voor ging, laat zich begrijpen. Het was zijn vast gebruik, om eiken morgen de leden van zijn gezin „ten gehoore van Godts woord ende een ghebet te versaemelen” en het was niet te veel gezegd, toen hij. bij de beschrijving van zijn leven op Hofwyck, verklaarde Ziet Hofwyck daarvoor aan men dient er niets als God. 3) Niets als God; zoo was het inderdaad bij Huygens en niet zonder reden noemden wij hem daarom een eeuwig-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 266