95 CONSTANTYN HUYGENS ALS CHRISTEN. van Zie, ik verfoei de zonden Van mijn verleden tijd, als ingevuilde wonden, Daar mij de reuk van walgtik wenschte ze ongedaan, Ik wenschte z’ uit het Boek geschreven, daar zij staan, Ik wenschte z’ uit het diepst van aardrijk of van baren, Ver van mijn aangezicht weg en verduisterd waren. maatschappelijke!! ladder gestegendoor vorsten en aan zienlijken met eerbewijzen overladen; bij mannén wetenschap en kunst om ’t zeerst geprezenbij ’t volk geliefd, zij het ook in mindere mate dan Catsvijanden van beteekenis had hij niet; aan wat het leven veraan genamen kon heeft het hem niet ontbroken. En toch is hij nederig gebleven, vrij van die soms kleine maar toch hinderlijke ijdelheden, die groote mannen zoo dikwijls ont sieren. Bij gelegenheid dat hij door den Koning van Engeland tot Ridder was geslagen, schreef hij aan zijn vader: l’Eternel soit loué de tout et le fasse redonder a la gloire de son nom, 1’advancement du bien de ma patrie et le salut de mon ame. En in de Inleiding op Zeestraat heet hetmen wete het, voor al dese dinghen en al dese roem, aen God de eer. Vanwaar dat? Hierop is maar één antwoord: omdat hij een oprecht vroom man was. Zijn godsdienstig geloof bewaarde hem voor zelfverheffing, omdat het hem de eer van menschen op den waren, dat is niet op den hoogsten prijs deed schatten, en hem telkens en telkens weer drong, zich zelven te meten nietnaar den maatstaf van eenige menschelijke meening maar naar Gods oordeel en aan zijn eischen zich te toetsen. Waar de mensch dit doet, daar voelt hij zich klein, daar valt alle menschenlof weg en weet hij voor God een zondaar te zijn, die niet roemt op zich zelven maar bouwt op Gods barmhartigheid en vergevende liefde.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 271