98
CONSTANTYN HUYGENS ALS CHRISTEN.
Kroon Heer, dijn eigen werk, schenk Heer, ik heb ge
schonken.
Kostelick Mal.
Jonckbloedt. Ned. Letterkunde II. bl. 78.
Wie Huygens als Christen ten volle wil kennen en
waardeeren, moet hem zien in dagen van droefenis, want
nergens openbaart zich zijn godsdienstig geloof' meer in
al zijn kracht dan onder het leed des levens. En hij
heeft daarin zijn niet gering aandeel gehad. Lichaams
smart en, wat meer beteekent, geestelijk lijden, zijn hem
niet bespaard. Van zijn jeugd af leed hij aan aangezichts-
pijn, gepaard met duizelingen, zooals blijkt uit een brief
aan den Graaf van Dona, dd. 21 Maart 1667, waarin
hij spreekt van „de frequentes migraines et. bien pis,
d’un tournement de teste, qui m’a souvent saisy a l’im-
pourvue. C’est un mal auquel je me sais trouvé un peut
sujet dès mon enfance.” 2) Reeds vroeg was hij doof aan
één zijner ooren en welk een lijden moet dat geweest
zijn voor iemand, die zulk een groote liefde gevoelde
voor muziek. Daar kwam nog bij, dat hij groot gevaar
liep blind te zullen worden. En hoe gedroeg hij zich
onder dit alles? Met een gelatenheid, een onderworpen
heid, die eerbied afdwingen. Zeker, hij voelde het leed
diep en verre van hem die doffe onverschilligheid, die
koude berusting, die stil doet zijn, omdat er nu eenmaal
toch niet aan te veranderen is; maar wij zien bij hem
een smartgevoel, dat niet doet breken maar buigen en
doet oprichten, omdat hij gesteund en gedragen werd door
zijn geloof, dat hem veerkrachtig maakte. In later jaren
herdacht hij zijn leed in een zijner zangen aldus