.102
COXSTAXTYX HUYGENS ALS CHRISTEN.
’t Goed gaat vanwaar het kwam, mits ’t eene van twee oogen
Ten hemel binnen raak; zoo blijft men onbedrogen,
Maar daar en komt geen licht van oogen toe te baat,
Veel zien en geldt hier niet. Men ziet meest alom kwaad,
Ten minste ijdelheid. Dat is het rechte teer-geld
Tot ’s hemels, reize niet, men eischt ons wat, dat meer geldt.
Men zegt ons niet: „ziet uit” maar „ziet er uit” en „hoe”
.Als Ik, geduldige, ter dood des kruises toe”
Men zegt ons: „laat u zien en laat uw weldoen blinken,
„Zoo dat Gods heerlijkheid en uw eer ’t zamen klinken.”
Dus, Parthenine. (want wij zijn malkand’ren möe
Gepreveld), weder naar den Pottebakker toe.
Hem volgen voegt de klei en breekt hij ons tot scherven,
Ons hopen staat in hem. al zou hij ons doen sterven
En sluit hij ons een oog of twee eer ’t avond is,
't Is om een schooner licht, ’k Weet, dat ik niet en mis,
Ik spreek een heilig woord: laat ons op ’t hoogste lot zien
Blind en onblind is één, de vroomen zullen God zien.
Wel mocht Prof. Jorissen van dit lied zeggen, dat het
uit een „ootmoedig en blijmoedig christenhart geweld”
is. Die zóó zijn leed weet te dragen, toont een hoogere
dan aardsche kracht te bezitten, de kracht, die een on
wankelbaar Godsbetrouwen mêedeelt. Dat zulk een eens-
willendheid met God niet een fatalistisch berusten was.
blijkt wel hieruit, dat in dagen van lijden, gedurig een
gebed om genezing uit zijn hart tot God opging. Een
treffende proeve hiervan biedt ons Huygens’ „Koortsiche
Bedde-bede”; men hoore onzen dichter, als hem de koorts
aan zijn leger heeft gebonden
Wil dan deernis met mij hebben
En de Kwalen eens doen ebben,
Die mij persen, vloed op vloed,