118
HET HUYGENS-HUIS IX HET VOORHOUT
eenige jaren te voren geheel nieuw opgebouwd, waarover
drie jaren gewerkt was.
Daar de heden ten dage zoo berucht geworden revolu
tiebouw nog niet in zwang was en een nieuw getimmerde
woning niet in enkele jaren, maar in ettelijke eeuwen
den tand des tijds weerstand moest kunnen bieden, zagen
de gebouwen er vrij wat solieder en steviger uit dan
J) Vermoedelijk was het huis, toen de Voocht het kocht, reeds een tamelijk
oud gebouw. Het terrein tusschen de Kleine Kazernestraat en Hotel des
Indes, hetwelk eertijds deel uitmaakte van het adellijk huis der Van
Borselens, schijnt reeds in het laatst der XVe of began der XVIe eeuw
met woonhuizen bebouwd te zijn. In 15’24 vinden wij de woning van
Susanna Hoefnagel bewoond door Clais van den Bosch en in 1554 door
de juffrouw van Leeuwesteijn (Lebestein). Op 28 April 1599 verknopen
de kinderen van Gerarda Jacobsdr. weduwe van Dirck van Slingelant.
de woning aan Neeltgen Anthonisdr. wede, van den Oud Burgemeester
Frederik Frederiksz. van der Elburg. Be belendingen worden aldus om
schreven: ..ten westen de Heyligengeest cameren ende ande noortzijde een
camertgen staende aen’t ach'erhuysken, ende onder tselffde dack respon
derende ende opten Bennewech met het voorscreven camerken ende
ganck leggende ande westzijde van de voorscreven hu ij singe.” (Register
van transporten 1598/99 fol. 89vs. 26 April 1613 wordt het getransporteerd
door de wede, van Frederik van der Elburch aan Magdalena Hannemans
wede, wijlen Mr. Johan van Haerlem advocaat van het Hof van Holland
van wie Nicolaas de Voocht het *24 Mei 1618 in eigendom verkrijgt.
De Voocht koopt insgelijks het erf tusschen zijn huis en dat van den
rekenmeester Cromvliet, hetwelk aan de H. G-eestkameren toebehoorde
en bouwt daarop een klein huisje. In een request aan het Hof van Holland
geeft hij van dien aankoop kennis en verzoekt „consent om zijn voor
genomen timmeragie soo verre uyt te mogen setten als de huyssingen
van den rekenmeester Cromvliet en van Jan Speek.” Be vergunning
hiertoe wordt hem op ’29 Mei 1618 verleend „mits betalende voor desen
consente aan den rentmeester een recognitie van 3 sch. 9 penn.” (Register
van de Appointementen van het Hof 16141618 fol. 301).
Op 18 Febr. 1619 wordt hem op zijn verzoek vergunning verleend om
een „glintinge neffens die van zijner gebuyren ende mede tot commoditeyt
van dien ’2 stoupen” te mogen stellen mits betalende een recognitie van
6 sch. (Reg. als voren 161916’24 fol. 11.).
De koopprijs die in 1599 slechts 1400 car. gulden bedroeg, was in 16)3
gestegen tot 2400 en na in 1618 onveranderd te zijn gebleven, door de
Voocht na zijn verbouwing en vergrooting gebracht op 11000 gulden,
terwijl hij voor het kleine huisje nog 2000 gulden bovendien schijnt
gemaakt te hebben.