124 Misschien Dirck Jansz. Luchtenberch. die in het. Noordeinde w.z woonde. Zie Kohier v. h. ïïaardstedengeld 1627 fol. 40v. HET HUYGENS-HUIS IN HET VOORHOUT. De kamer waarin de huisvrouw zelf haar intrek ge nomen had, schijnt niet bijster groot geweest te zijn, want, schrijft zij: „in myn earner is qualijck plaats om een contoirken te setten.” Werklieden waren den geheelen dag druk bezig met timmeren Het salet werd opgetrokken, waardoor het huis nog een kamer rijker werd, een „comtoir” werd ge timmerd „een schuer omvergesmeten, daermede de erven vant groothuys en kleynhuys aen nialcander comen, enz. enz.” Het leven dat het werkvolk in huis maakte werd haast nog overtroffen door het geraas buiten, want juist in de eerste week van Mei was de kermisdrukte voor de deur in vollen gang. Het spektakel waar wij nu slechts 2 maal in het jaar op Koninginnen-verjaardag van ge nieten en dan heel wat minder „verfijnd" dan het in vroegere tijden moet geweest zijn duurde toen 14 dagen. Het schieten schijnt toen, evenals nu, een gelief koosd vermaak te zijn geweest Moeder Susanna klaagt er in haar brieven over: „men schiet en raest, dattet huys davert.” Haar buren kennen wij reeds uit het koopcontract: ten westen de rekenmeester Cromvliet en ten oosten Cornelia van Laerschot. Van haar oostelijke buurvrouw weten wij nog iets naders, daar zij in haar 7" brief schrijft: „hier hebben wy een belle beauté en een bien disante naest ons deur, d’eene sal noch den wewener Luchtenborch hebben: dat is dan weder een bruyloft.” Schuin tegenover haar, naast den St. Joris-Doelen, woonde Beinier Casembroot, commies van de Financiën der Ver- eenigde Nederlanden. Toen daar den 12en Mei bruiloft ge-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 300