176
Huygens weet niet welk kijkje hem het beste bevalt,
want, zegt hij
Mei 1642
zijn lust-
HUYGENs’ HOFWIJCK TE VOORBURG.
„Kiest venster en gesicht; en weet’ er af te seggen,
Dit keur ick voor het schoonst, dit soud ick liefst verleggen
Soo weet ghy meer als ick, die noch een weerhaen ben
En twijffel waer ick best mijn ooghen henen wenn."
'Nad. Bijzonderheden p. 19. zie Huygens’ Dagboek uitgeg. door linger,
p 38, ,.23 May. Reditus Hagam, ego Hofwici prandeo cum amicis.”
En, over ’t Broeckerhoy. der Graven hooghe Woud,
En voorts de witte wall van ’t Scheveninger Sout.
Volgens Schinkel maakte, hij den 23sten
voor de eerste maal met eenige vrienden van
huis gebruik, dat eenvoudig, geheel volgens den smaak
van den eigenaar was ingericht en waar hij het grootste
deel van zijn leven doorbracht, telkenmale in zijn dagboek
aanteekenend wanneer hij Hofwyck bezocht.
In de eerste jaren, toen zijn plichten als secretaris van
den Prins hem het grootste gedeelte van den zomer in
het leger riepen, heeft hij slechts nu en dan op zijn
„Vitaulium” kunnen vertoeven. Maar zelfs wanneer hij
met den Prins in de Residentie is, zijn zijne- werkzaam
heden van dien aard, dat hij maar anderhalve dag in de
week buiten kan zijn. Als een schooljongen verlangt onze
groote man naar den Zaterdag om van het buitenleven
te genieten.
„Beminde Zaturdag: zijt ghij noch verr van komen?
Spoed toch en help mij weer aan Hofwycks soete droomen,”
Dry halve dagen duurt dat droomen en dat ’s all.”
Later, na den dood van den Prins in het Stadhouder-