178
HUYGENS1 HOFWYCK TE VOORBURG.
in de Korenbloemen
welke op Hofwyck be-
zoo beschreef
Sorgvliet” en
mijne masthoornen op
(Hofwyck.
jaren sleet hij onafgebroken op Hofwyck, waarmede hij
als ’t ware is vereenzelvigd; hij placht dan ook te
zeggen„Mijn hart is op Hofwyck begraven, lang moge
die bij mij zoo geliefkoosde bezitting, de bezitting mijner
nakomelingen zijn.”
De groote voorliefde welke Constantyn voor zijn buiten
verblijf koestert, blijkt wel het meest uit het uitvoerig
gedicht, hetwelk onder den titel van „Vitaulium, Hof-
wijck, Hofstede van den Heere van Zuylichem onder
Voorburg” in 1653 te ’s-Gravenhage bij Adrian Vlac
het licht zag, en waarin hij op geestige wijze, in didaktischen
vorm, zijn Hofwyck beschrijft. Dit gedicht, hetwelk reeds
in 1651 voltooid was, is zoo niet het beste, dan toch het
omyangrijkste wat hij geschreven heeft.
Huygens vond hierin weldra navolgers:
Cats eenige jaren later in verzen zijn
Westerbaen zijn „Ockenburgh.” 2)
Behalve dit gedicht komen o. a.
nog verschillende verzen voor,
trekking hebben. 3)
3) Zie Groen van Prinsterer, „Constantijn Huygens, voornamelijk als
bewoner van Hofwyck’’. Verspreide Geschriften ïle dl. blz. 234.
-) Zorgvliet, door Jacob Cats in het duin tusschen den Haag en
Scheveningen in 1643 aangelegd en Ockenburgh, even buiten Loosduinen
door den dichter Westerbaen in 1650 voltooid, zijn even als Hofwyck in
stand gebleven.
3) Korenbloemen II, blz. 156, Rust op Hofwyck, Panth. VII blz. 20.
ibid 200, Doeldicht op Hofwyck ib. blz. 85.
232, Sparren op Hofwyck ib. blz. 132.
234, Masthoornen op Hofwyck ib. blz. 146.
278, Kust op Hofwyck ib.'blz. 198.
387, Huys te Hofwyck.
Jorissen, Studiën, blz. 399. TTdTQOj tQijp-OV.
ibid. Op het roeijen van
ibid. 400. Noch.
Zie Eymael, Huygens’ Hofwyck. Inleiding p. XI.