204
2)
BIJLAGE C. O
„Authorisatie op Constantyn Huygens om de woninge
gelegen ontrent Voorburgh te doen repareren ende
t'selve publycq aen de meestbiedende te besteden." 2)
HUYGENS’ HOFWYCK TE VOORBURG.
Ook de Heer Fred. Galand had de goedheid. ons. terzelfder tijd, dat
de Heer Morren deze studie voor het Haagsch Jaarboekje aanbood, een
afschrift van dit belangrijke stuk, voor hetzelfde doel, aan te bieden.
2) „XVIe Memoriaelboeck van Mr. Anthonv van Kinschot, griffier van
den Hove van Hollandt. Zeelandt ende "V rieslandt Jan. Io9927
Oct. 1700 fol. 343 vs.
„Alsoo Constantyn Huygens heere van Zuylichem den Hove van
Hollandt bij requeste te kennen heeft gegeven, hoe dat wijlen
Constantyn Huygens in sijn leven heere van Zuylichem, Seelhem
etc., praesident van den Hade en Reekeninge van de Domeijnen
van zijn Conincklijke Majesteit van Groot-Brittannien hier te lande,
des suppliants grootvader zaliger, bij sekere acte van uijtterste
wille met desselfs hant geheel geschreven en onderteijkent van
sijne nae te latene goederen onder sijne kinderen disponerende,
onder anderen hadde geordonneert ende gewilt, dat sijne hofstede
Hofwijk gelegen bij den dorpe van Voorburgh met alle het toe-
behorige lant. bosch ende de dependentiën van dien in opsigte van
den eijgendom tusschen sijne soonen gemeen ende t’ allen tijde
onverdeelt sonde blijven ende noijt als met gemeen consent mogen
werden gealieneert, ende dat aengaende de possessie en het vrugt-
gebruijk van de voorzeijde hofstede mitsgaders van de meubilen,
schilderijen en diergelijke die ten tijde van sijn overlijden daer
in sonde weiden gevonden alles voor eerst sonde behoren aen sijn
oudste soon Constantijn, des suppliants vader zaliger ende naer
hem aen zijn soon Christiaan en naer denselve aan zijn soon
Lodewijk, na dewelke ’t voorzeijde reght van possessie wederom
soude keren op den oudste soon van zijnen soon Constantijn ende
vervolgens na desen op den oudste soon van de twee volgende
gebroeders, alles op gelijke voet, opdat die partije van sijnen toe
name niet soude komen vervreemt te werden. Edoch dat de voor
noemde zijne soonen ende hare alsboven succederende soonen vry
sonde staan, ieder in sijn tijt den andere hare benrte over te
laten, soo langh die in hare magt soude wesen, maer souden