212
BEZWAREN, ENZ.
van Huygens vertoonde, ge-
in een kom, gevormd door een Imogen duin-
aan de landzijde omsloot als een
ter wederzijde van het dorp aan de zeezijde
i hooge
was beschermd. Niet alleen bij den
Om te begrijpen wat door het
werd, moet men in aanmerking nemen, dat Scheveningen,
zooals het zich in den tijd
legen was
keten, die het dorp
kring, en
afgesneden was, zoodat destijds het dorp tegen
vloeden slechts weinig- 1 1 1 XT' 11
hoogen vloed van 1570 toen het water in de kerk stond,
en de schepen door het dorp dreven, maar ook in lateren
tijd werd dientengevolge het dorp door het zeewater over
stroomd; men vindt vermeld van den stormvloed van 5
December 1665 dat de kerk rondom geheel in het water
stond, en dat bij den storm van 14 en 15 November 1775
Scheveningen ter helft door de zee overdekt werd. Dat
zou worden weggevaagd. Men kon dit immers bij de
duinen waarnemen, die anders door voortdurend aan
stuiven hoogten als huizen hadden moeten verkrijgen.
Wel zag men nu en dan tusschen de woningen van
Scheveningen door het warrelen van de winden het zand
hoog opstuiven, maar hij vertrouwde dat de ingezetenen
uit liefde voor den straatweg, ieder voor zijn huysken
het zand wel weder zouden opruimen, en er anders op
bevel van de overheid wel toe zouden gedwongen worden.
Met voldoening kon hij na de voltooiing van het werk,
toen het eerste bezwaar ijdel bleek geweest te zijn, het
nog eens in herinnering brengen
„Was ik een Hagenaar, en kende ik toch ons zand niet,
En had ik nooit gelet hoe ’t even over ’t land schiet
Als de Etna met zijn asch?”
De steilte van het „hooge klif,” waar de wagens af
zouden kunnen rollen, was het tweede bezwaar.
„hooge klif” bedoeld