217
BEZWAREN, ENZ.
van klein gewicht”. Daartoe zou het slechts noodig zijn
de kleine hoogten op te ruimen, ten einde den weg recht
te kunnen dóórtrekken.
men, zou worden ontdoken, want het
gemakkelijk vallen, buiten de tol om, den steenweg
de wederzijdsche duinen.
zou echter,
voertuigen,
Van meer belang was het vijfde bezwaar; want dat
gold de finantieële zijde van de zaak, nadat het gelukt
zou zijn den weg naar het ontwerp, te voltooien.
Rente en aflossing van het kapitaal, dat voor den aan
leg moest' worden besteed, en onderhoud in goeden staat
van het gemaakte, stelden eischen die een bevredigende
oplossing moesten vinden, en in het ontwerp van Huygens
vormt die voorziening inderdaad een onderwerp van op
zettelijke beschouwing.
Hij had natuurlijk op een tol gerekend, die zou moeten
worden geheven van „allerhanden luyden, die den weg
zouden gebruijcken, uytgezondert alleen de Scheveningsche
vischluyden.”
Die tol. zeide
zou
te bereiken over
Die ontduiking zou echter, naar het gevoelen van
Huygens, niet van voertuigen, maar alleen van enkele
voetgangers zijn te vreezen. van wie het minste weg-geld
zou zijn te heffen.
Het verlies door de ontduiking te lijden zou dus niet
van beteekenis zijn.
Het voornaamste zou van paarden en wagens geheven
worden, en zulk een aanzienlijk bedrag opleveren, dat de
overheid van ’s Gravenhage zich het voordeel niet behoorde
te laten ontgaan, dat behaald zou kunnen worden, indien
zij het benoodigde kapitaal in de onderneming stak. Dit
in aanmerking nemende zou de vereischte bijdrage voor
den aanleg denkelijk zonder moeite uit de kassen van