219 BEZWAREN, ENZ. ’s-Gravenhage II Deel en verder als of het uit het tegenwoordig leven gegrepen ware ten Haag uitdrijven „Het minste nieuwgerucht kan ons Zaai zoete tijdingen van nieuwe tijdverdrijven Doe spreken onder ’t volk van weddingen op ’t strand, Om prijzen aangeregt op allerhanden trant. En huur er loopers toe, te voet, te paard, te wagen: ’t Verschot zal minder zijn, dan wat de tol kan dragen. Breng wagens onder zeil: daar is er nog wel een, Betakeld door Stevin en door zijn vorst berêen: Ik geef u niet alleen mijn Hagenaars te wachten, Heel Delft, heel Rotterdam zal ros en rad bevrachten, Om ’t oud nieuw wonderwerk te zoeken op het strand, Als een zuidwesten wind het voortjaagt over 't zand.” beoefening der geschiedenis van hl. 164). In zijn vreugdezang over de Zeestraat raadt Huygens den „goeden tollenaar” aan, tot vermeerdering van de opbrengst, de Hagenaars, Delvenaars en Rotterdammers naar het strand te trekken, door bekendheid te geven aan merkwaardige zaken, die daar zich zullen voordoen, zoo als gestrande schepen of wrakken, aangedreven vreemde visschen, zelfs droeve zeegevechten, wier gebulder te Scheveningen gehoord scheen te kunnen worden, „Men haat dat dond’ren wel, en lange zijn we 't moe; Nog wil er iedereens bekommering naar toe;” Tot aanmoediging van den tolwachter luidt het „Een onbesproken winst staat alle nering vrij: Dus trachtte ik mijn pacht te bet’ren. raakte ’t mij.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 398