227
'S'
BEZWAREN, ENZ.
„’•equeste, caerte en verdere overgelegde stricken weder-
.onime te mogen hebben, niet intentie (sulcx hij sich
„verclaerde) van die nyet weder over te sullen leveren
„en het werck te laeten vaeren.”
Hij hield daarmede de eer aan zich zelve, vóór dat het
advies van 20 April 1663 werd uitgebracht, waarin (volgens
Mr. Veegens bl. 160) werd te kennen gegeven dat door
het geven van verlof aan den requestrant tot het aanleggen
van den weg met het regt van tolheffing hem meer
„gerucht”, meer „autoriteit” zou ten deel vallen, „als aan
yemant in het particulier behooren te worden vergund.”
Het altijd door Huygens beoogde doel was intusschen
getroffende overheid zou de handen aan het werk slaan
en wel met vereende krachten.
De Raden en Rekenmeesters der domeinen en de Regeer
ders van ’s-Gravenhage verstonden zich met elkander tot
het leggen van den weg voor gemeene rekening, én
daartoe alsmede voor de onteigening, waar die noodig
mocht zijn, en voor de tolheffing ontvingen zij octrooi
van de Staten van Holland, bij besluit van 16 Juli 1663.
Als herinnering aan deze coöperatie prijken nog aan
den top van den middenbaluster van het nu buiten gebruik
gestelde tolhek, tot Huygens-poort gedoopt, de wapens
van Holland en ’s-Gravenhage.
In afwachting van het octrooi had men aan de woning
van Huygens reeds doen vragen naar het door hem ver
vaardigde ontwerp, ten einde dit bij de uitvoering te
kunnen raadplegen. Toen hem dit werd bericht, gaf hij
uit Parijs, waar zijn zending nog niet was afgeloopen,
last aan zijn zoon Lodewijk het kabinet, waarin de stukken
geborgen waren, te doen opensteken, en ze ter hand te
stellen aan de Heeren van de Kamer van Rekeningh en
de Heeren regeerders van ’s-Gravenhage ingeval zij nog
mochten begeeren er inzage van te nemen.