229
de werkelijke
oordeelen dat met een geringere breedte geen ongerief
zou ondervonden worden voor het wisselen van de wagens.
Soodanige aansienlicke wercken dienden haar statelick
en onbekrompen gebruijck te hebben en een soo goede
struijve behoorde om een ey niet bedorven te worden/’
Om ruim te nemen stelde Huygens voor de twee
roeden 25 gulden en de lengte van den geheelen weg
920 R.R.; zoodat zijn eindcijfer f 23000 bedroeg.
Reeds in 1636 had de landmeter Floris Jacobsz. be
vonden, bij meting, dat de lengte van de Noord-eindsche
brug tot het eerste huis in Scheveningen 800 Roeden
bedroeg. Deze opgaaf kwam „nett overeen met het af
treden van een seker geloofwaardig persoon, lang overleden,
die al wandelende op die lengte gevonden had 4800 zijner
treden, van de welcke mitsdien even 6 in de Rhijnlandsche
roede zijn gegaan, ’t welk bevonden werd de gewone
schridt te wezen van een man, die zich niet en overstapt.”
Verder tot aan de kerk nog 112 Roeden: waarvan voor
het plein bij de kerk Huygens het ronde cijfer van 120
R. maakte.
Aannemende, dat de raming van f 12.50 voor een
vierk. Rijnl. Roeden of 0.88 per vierkante meter voor
bestrating met IJsselklinkerts in het midden der zeventiende
eeuw misschien nog iets te laag was, (in deze eeuw be
taalde men daarvoor f 1.20 tot 1.50) dan nog blijft
het groote verschil tusschen de raming en de werkelijke
uitgaaf verklaring vorderen.
De oorzaak van dat verschil schijnt voor de hand te
liggen, en gevonden te kunnen worden in de grondver
plaatsing, die op aanzienlijke schaal is geschied, door
de breede opvatting van het werk bij de uitvoering, en
voorts in de uitgaaf voor de woning van den tolgaarder,
voor beplanting en scheringen.
BEZWAREN, ENZ.