234
BEZWAREN, ENZ.
„En is het daar zoo goed liet schoongezigt te weren
En is het hier zoo kwaad het leelijkste te ontberen
Lijdt met beleefd geduld wat hier te lijden is,
Dewijl dit lijdenseind niet dan verblijden is.
Erger was de ondankbaarheid der Scheveningers, die
den vroegeren muilen zandweg beter vonden, omdat daar
geen schoenen of kousen op versleten werden, dewijl zij
den weg door het zand blootvoets aflegden. Naardien
het juist medelijden was geweest met die bloote voeten
en de zwaar belaste hoofden, dat Huygens op verbetering
van den toestand had doen peinsen, moest de ondank
baarheid het kras ontgelden in de vermaning, die haar
werd toegediend en aldus eindigde:
kant steil (1 op 1) waren aangelegd, benamen het ver
gezicht dat de moeielijke tocht, over hoogten en door
laagten in mul zand, vroeger misschien eenigzins ver
zoette. Waarom hierover geklaagd, vraagt Huygens,
terwijl men toch gewoon was in de hoven door stijve
hagen het gezicht op bloem en kruid benomen te zien?
Maar neemt, de wandeling valle u eens niet te zoet:
Wij weten hoofd voor hoofd dat elk eens sterven moet;
En van dat sterven sprak een wijze in oude dagen:
Is 't sterven niet te zwaar, zoo kan ik ’t ligt verdragen,
Zoo 't zwaar te dragen is, het is tenminste kort,
En dat ’s dezelfde troost, die hier gegeven wordt.
Twee vierden van een uur zijn haastig omgeloopen
Wie zou voor dat verdriet die vreugd niet willen koopen.
En is 't u hier wat eng, van d’een tot d’anderen kant.
Straks schept gij rijkelijk uw adem aan het strand.”