244
AMALIA VAN SOLMS EN CONSTANTÏN HUYGENS.
ons later medesleepte in
de Spaansche monarchie.
van Rhodus te zijn; één die met den eenen voet stond
in het Roomsche kamp, en den anderen neerzette of uit
strekte naar het kamp der tegenpartijer was er ééne
die toen reeds begon met die tweeslachtige handelwijze,
die men „staatsmans wijsheid” gelieft te noemen, doch die
vergeef me het woord niets anders is dan politieke
knoeierij. Eene politiek die ons naderhand in groote
moeielijkheden zou brengen.
U weet allen hoe Frankrijk
den oorlog tegen Oostenrijk in
Ge weet allen, hoe Lodewijk XIV later onze Protestanten
ten strijde voerde tegen hunne geloofsgenooten. de Huge
noten hoe de allerchristelijkste koning, op een aller-
christelijkste wijze, meende, bij ons alles te mogen doen
tegen de Katholieken en vóór de Protestanten, wat hij in
zijn eigen land deed tegen de Hugenoten, de Protestanten.
Nogmaals dat is politieke knoeierij, vergeef me de uit
drukking. De Spaansche politiek zou tot zulke knoeierijen
niet in staat zijn geweest. Ons land en onze residentie,
het hart van ’t land, was benauwd door al die staats-
manswijsheid die zich hier ontvouwde, door al die ambas
sades, die onze vorsten en regeerders moesten overhalen
tot hun partij.
Frankrijk had aan de vaste ambassades niet genoeg
er kwamen agenten bij; op sommige tijden wel drie tege
lijk, om ons toch maar over te halen, de boot van den
staat, met den Franschen wind in Fransch vaarwater mee
te doen zeilen, en onze regenten over te halen niet te
luisteren naar de Spaansche politiek en hare vertegen
woordigers.
Het was in dien tijd dat er in den Haag een brief
aankwam van kardinaal Richelieu, die juist niet behoort
onder de geestigste welke hij geschreven heeft. Hij diende