HUYGENS TE ORANGE.
(Met afbeelding.)
naar
mr.
„Toen ’t mijn beurt is geweest, den Man te roer (Fre-
derik Hendrik) mijn handen
Te leenen; daar hij kwam te schepen of te landen,
Deed ik het ijverig, en met dezelfde trouw,
Waarmee ’k den Lande nog, als ’t zijn moest, dienen zou.
Zijn Kind heb ik gediend, zoo lang het God liet leven;
Het Kindskind blijf ik bij, zoolang het God wil geven
’s G-ravenhage en Amsterdam. 1838.
de spellingwijze van den uitgever van
J. G. la Lau, sprekende over de
aan de Vorsten van Oranje-Nassau
In Constantijn Huygens’ Zeestraat doelt de dichterlijke
verteller op een der gewichtigste handelingen zijns levens
ten dienste van een zijner Vorstelijke meesters, Prins
Willem III.
Hij zegt,
dat gedicht,
diensten door hem
bewezen
o