260
HUYGENS TE ORANGE.
Oranje-Nassau.
Zie het wapen der Prinsen van
En Hij ’t gedoogen zal: de parel van zijn erf,
Staat, zegt men, eenigszins op mijner diensten kerf
En staat mij niet goedkoopvier mijner laatste jaren,
Door hoven vol gewoel, door bergen en door baren.
Door stormen en zoet weêr, zijn even doorgebragt,
Om ’t eigendom van Hem te brengen in zijn magt.
Of ’t menschen niet en deén, God heeft het willen loonen,
Hij heeft het midden op den middag willen kroonen.”
Zeer zeker verdienen de laatste acht regels eenige toe
lichting, welke al eenigszins gegeven wordt door de
reproductie bij dit opstel gevoegd van de even zeldzame,
als belangrijke prent, welke het feit, waarop gezinspeeld
wordt, in beeld brengt.
Het Prinsdom Oranje, de parel van zijn erf”, behoorde
aan een der voorgeslachten van ons Vorstelijk Huis. Zijn
geschiedenis vangt aan met de regeering van Willem I,
au Cornet (met den jachthoorn), J) in het jaar 793.
Zijn stam regeerde tot den jare 1173, toen die van
le Baux aan de regeering kwam, en bleef, tot den jare
1393, welke weder door den stam van de Chalon werd
opgevolgd tot het jaar 1530.
De laatste van dezen stam was Philibert, die tot erf
genaam stelde René de Chalon de Nassau, zoon zijner
eenige zuster Claude de Chalon en van Hendrik, Graaf
van Nassau, oom van Willem I, aan wien deze de schoone
spreuk van zijn Huis, Je Maintiendrai, ontleend heeft.
Van dezen, zijnen vollen neef, erfde de Grondlegger onzer
Vrijheid het Prinsdom Orange, waarvan hij den IXen was
van dien naam.
Hij zond er ter regeling der openbare aangelegenheden