267 HUYGENS TE ORANGE. a. Nadat ik voor den Raad en voor liet oog der Staten, En, ten bewijs, wie ’t roer des Staats had aangevat, Een hooge houtmijt in den brand gestoken had, Waaruit een cijfer, vol van schittring opgerezen, De namen Willem en Amelia deed lezen.” De Heer van Zuylichem, Extraordinaris Gedepu teerde tot herstellinge der saken vanden Staet. b. De Heer de Sobirats, als Deken van het Parlement, in absentie van den Heere Payen. De prent, door J. de Visscher, naar Pieter Post, met titel: „Ordre en toestel van den Eed van getrouwigheyt, „gedaen door de Steden en Ingesetenen van het Vorsten dom Orange, aen syn Hoogheyt den Heere Prince „Wilhem Henrick van Nassau, haren Souverain, present „den Heere van Zuylichem, en het gantsche Parlement, „t’ samen sittende op een Tooneel gerecht tegens den over- ouden en wonderbaerlicken muer van de Roomsche Schou-plaetsewanneer ten selven stonde een croone „boven ’t voorsz. Tooneel quam te staen inde locht, „die gantsch helder was, schijnende de voorbode te wesen „van een geluckig succes over deselve actie. Geschiet tot „Orange den 7 May 1665”, de prent verduidelijkt menigen regel van het gedicht van Huygens, en heeft vooral ook waarde, omdat, door eene legende, met corre- spondeerende letters, aangewezen worden de tegenwoordig zijnde autoriteiten, tijdens de plechtige eedsaflegging. Voor het gemakkelijk volgen op de afbeelding meende ik de namen te mogen overnemen, even als de beide toelichtende gedichten van Jan Vos, op wiens punt dichten Huygens doelt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 447