HET HAAGSCHE BOSCH.
DOOK
J. KUYPER.
(Grootendeels naar onuitgegeven bronnen bewerkt.)
MET VIER KAARTJES:
o Hollands zetelstad,
om te aanschouwen!
van uw
en thans.
Schoon zijt ge,
Verrukïijk
Doorslingerd van uw lindenpad,
Omzoomd met praalgebouwen.
In ’t midden prijkt uw Ridderzaal,
Als ’t beeld der voorgeslachten,
Ommanteld met een weidschen praal
Van pleinen, straten, grachten,
De plooien in den rijken dos
Zijn schoud’ren omgeslagen;
En ’t breed borduursel is uw bosch,
Met bloeiend veld en hagen.
Hier rijzen beuken, slank en trotsch
Als pijlers naar den hoogen,
1249, 1611, 1712