278
HET HAAGSCHE BOSCH.
zoo is wat wij nu zien aanleg, zelfs waar de boomen zich
zelVv-n mochten hebben voortgeplant en een zoogenaamde
ongekunstelde toestand is geboren, daar is dit alleen aan
nalatigheid in de verzorging toe te schrijven.” Eene nogal
prozaïsche omschrijving, maar die gelijk wij zullen zien
volkomen juist is, want eerst in de 15e eeuw begon men
er eenige zorg aan te wijden, ja het was niet vóór 1493
dat men het aanplanten ernstig ter hand nam. Dat men
het bosch vroeger meer als jachtgrond dan als lustoord
beschouwde bewijst het bevolken met konijnen, waartegen
echter reeds kort na 1450 krachtige maatregelen moesten
worden genomen, wilde men het hout behouden, waartoe
Jacob van Cats tot bewaarder van het bosch werd aangesteld.
Maar laat ons niet te ver vooruitloopen en eerst eene
beschrijving geven van den toestandvooreerst was het
Bosch grooter daar de stad zich eerst later tot het tegen
woordig Kanaal uitbreidde (zie het kaartje: Toestand in
1611) en het bijna zeker is dat de ten N. van den Be-
noordenhoutschen weg liggende grond er toe behoorde,
evenals de terreinen en tuinen van het Huis in ’t Bosch.
Aan de zuidwest en noordoostzijde was het afgesloten
door hekken met poorten, doch de Koekamp maakte een
afzonderlijk gedeelte uit met een bijzonderen toegang;
daar eenige huizen met hunne erven aan het Bosch grensden
werden de eigenaars of bewoners gelast om steendikke
muren van zeven steen hoogte te bouwen, zonder deuren
vensters of gaten, waarvan de hoogte later op zes voet
werd bepaald, want die luidjes hadden het onderstaan
hunne paarden en koeien in de weide te jagen, door
honden het wild te verschrikken, hout en turf weg te
halen en weleens te stroopen. De boschbewaarder was
zelfs toen nog niet bij machte alle kwade praktijken tegen
te gaan, want ’s zomers waren de begrenzende sloten