282
HET HAAGSCHE BOSCH.
zwijnen, maar wel vossen, bunsings en dergelijk onge
dierte. Het boscli was onder opperbeheer van een rent
meester, die zijn macht ook uitstrekte over de „Wilder-
nisse van den Haghenhout”, een gedeelte van de duinen,
het Voorhout, den Vijverberg en de Singels om het Hof',
waardoor de wenschelijke reinheid bevorderd werd, want
overal elders werd gebleekt, vuilnis geworpen, vee geweid,
zoodat met strenge hand voor de nakoming der tallooze
resolutiën en verbodsartikelen moest worden gewaakt
dat dit geschiedde blijkt uit eene ordonnantie gericht
tegen den boschbewaardei* Van Cats, die in 1460 zijne
bevoegdheid schijnt te hebben, overschreden, en een arrest
uit den jare 1525 toen de boschbewaarder Van Wijn
gaarden weder bevoegd werd verklaard in het bosch te
mogen jagen nadat men hem eerst daarvoor gegijzeld
had. Toch werd die betrekking alleen toeverfrouwd aan
bij den Graaf bekende personen van goeden huize en
bleef zij zelfs eenige geslachten lang in de familie van
Cats. Ook de portiers waren met het toezicht belast,
hadden hunne woningen bij de poorten, mochten twee
paarden laten weiden, en ontvingen behalve een vierde
der boeten een vast traktement, de een van 12, de ander
van 8 ponden (1 f 6.De afsluiting van het bosch
duurde zeer lang, nog in 1613 mochten geen wagens
door het hout rijden om het wild niet te verontrusten
die naar Leiden wilden moesten er langs Wassenaar of
over de dorpen (Voorburg, Voorschoten) zien te komen,
ofschoon vroeger een tijd lang de passage in zooverre
was veroorloofd dat de voerlieden zoowel aan dé West-
als aan de Oostpoort de sleutel bij den portier moesten
halen en dadelijk weder terugbrengen wilden zij gevrij
waard zijn voor zeer strenge straffen.
Eenmaal werd er één als geschenk aangebracht.