292
HET HAAGSCHE BOSCH.
Wij zijn nu genaderd tot den zoogenaamden Franschen
tijd, want al zuchtte Nederland nog niet geheel onder
het Fransche juk, zoo was de Nationale Conventie toch
een buitenlandsch product te noemen, en echt Vader-
landsch was het voorstel van een der afgevaardigden in
1795 dan ook niet: „om het bosch uit te roeien, het
„hout te gelde te maken en den grond bruikbaar te doen
„maken tot het voortbrengen van aardappelen, knollen,
peeën, enz.” welk voorstel druk besproken en door velen
ondersteund werd, maar gelukkig in den doofpot terecht
kwam, zoodat het plan niet doorging om spoorloos de
plek te doen verdwijnen waar de „snoode” Willem V
zijn troepen liet paradeeren.
Bij de intrede van Koning Lodewijk in den Haag in
1806 werd er een kamp van Fransche militairen, zoowel
cavalerie als infanterie in het Malieveld gevestigd, waarvan
de paarden, buiten de exercitie-uren in rijen aan gespannen
touwen onder de rechte reeksen boomen ten oosten van
dat veld vastgezet werden. Intusschen schijnt de subordi
natie van die troepen wel iets te wenschen te hebben
overgelaten, althans vindt men vermeld dat menig Fransch
militair hier werd gefusilleerd en onder den naburigen
Oudemannenberg begraven. Het noordelijk daarvan ge
legen oord ontving vermoedelijk toen den naam van Manége,
omdat er waarschijnlijk paarden en manschappen werden
geoefend.
Doch er werd ook feest gevierd en hiervan willen wij
aan den hand van den verslaggever eene beschrijving
geven. Het kamp was op last van den Franschen Generaal
Michaud daargesteld en de troepen werden door den Koning
op den 5 Juli 1806 geïnspecteerd; het mocht toen in
alle opzichten een lustkamp heeten. Aan de zijde der
stad stond de zeer groote, prachtig gemeubelde en met