296 HET HAAGSCHE BOSCH. zoodat die kwestiën eerst voor goed van het tapijt ge raakten toen tot een belangrijken maatregel word besloten. Die maatregel, het tweede belangrijke punt was het graven der vijvers; deze zijn werkelijk op bijzondere, bijna grappige wijze tot stand gekomen. Den 20 Mei 1819 ontving v. d. Spuy het verzoek den volgenden morgen ten 11 ure zich te begeven in het bosch bij de laan van Nieuw-Oost-Indië en daar komende gaf de heer Six van Oterleek te kennen, dat hij aan het plan van verbeterde waterleiding meerdere uitbreiding wenschte te geven, door in de kleine beukenlaantjes en elzenakkers een waterwerk of' vijver aan te leggen, waarvoor door den Koning f 6000. werd toegestaanreeds had hij onderscheiden geteekende plannen (NB. 3 stuks) ontvangen, doch daar geen hem beviel had hij gedacht dat v. d. Spuy dit werk op zich moest nemen. Ofschoon deze verklaarde zich volstrekt niet geschikt en bekwaam te achten zoo iets te onder nemen, werd hem opgedragen binnen vier dagen een plan te ontwerpen omdat de Minister dan naar Brussel ging en het aan Z. M. moest voorleggen. Geholpen door zijne in 1812 vervaardigde kaart ging onze landmeter na veel tegenstribbeling aan den arbeid en met zulk goed succes, dat zijn ontwerp in hoofdzaak werd gevolgddit was bepaald een heldendaad in zijne soort, want het was niet alleen de vraag om een teekening vaardigen, maar de lengte, breedte moest berekend worden en kosten van vergraving, demping van boomen, afdammingen, wonder dat de brave man wel gereed kwam, maar tot van uitvoering geraakte dan was deskundigen had geraadpleegd van den aanleg te ver- s en diepte der vijvers daaruit afgeleid hoe groot de van slooten, verplaatsing enz. zouden wezen; geen nacht en dag doorwerkende een vrij wat hooger cijfer toegestaan, ofschoon hij en toen tot de uitvoering

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 477