299
HET HAAGSCHE BOSCH.
Wij herinneren ons allen dat het Bosch in de laatste
tientallen jaren meermalen erg is beetgenomen door storm
winden, zooals het geval was met den Pinksterstorm van
1860 toen de hoornen reeds in blad stonden en vele als
slachtoffers vielen, hetgeen doorgaans het ergst ’t geval
is in de lage streken, omdat daar de wortels niet diep
in den bodem kunnen dringen, maar de grootste teiste
ring greep plaats op den 29 November 1836juist kwamen
de Prinsen Willem (later Koning Willem III) en zijn
broeder Alexander van Leiden, waar zij de lessen aan de
akademie volgdenzij besloten uit voorzichtigheid hun
rijtuig te verlaten en te voet het bosch te doorkruisen,
toen bij het zoogenaamde Jacobapriëel een der vijf beuken
neêrstortte en Prins Alexander zoodanig trof dat men
eenige oogenblikken voor zijn leven vreesde.
Nu zijn wij tot onzen tijd genaderd en wat zou er
thans nog voor nieuws kunnen worden vermeld. De lief
hebbers van muziek, frissche gezichtjes en lieve toiletten
trekken Woensdags en Zondags in dichte scharen naai
de „tent”, vriest het dan spoeden zich duizenden naar de
vijvers om de schaatsenrijders te bekijken of de schaatsen
zelf aan te binden, op Vorstelijke verjaardagen groeit dit
cijfer nog ontzaglijk aan ten einde de vernuftige, smaak
volle uitingen van onze gemeentelijke architecten op het
gebied der pyrotechnie te bewonderen, en op enkele
mooie dagen kuieren natuurlievende Hagenaars en Hage-
naarsters weleens een vijvertje rond, wielrijders dringen
door tot in de afgelegenste hoekjes en de gefortuneerde
toert met een fier span, langs de veel te gering in aan
tal, goed gemacadamiseerde rijwegen, en zoo gaat het
jaar in en jaar uit. Toch rest ons nog een dure plicht,
en wel er op te wijzen dat de herhaalde klachten welke
men verneemt, zoowel van bevoegden als onbevoegden,
volstrekt niet onopgemerkt zijn gebleven.