300 HET HAAGSCHE BOSCH. voor van het vermaarde landgoed wijlen Prins Frederik. Naar wij vermeenen een hoofd-opzichter Muskau in Silezië. eene bezitting van De onbevoegden pruttelen en zullen wel altijd blijven pruttelen, het ergst over de nietigste kleinigheden, maar ernstiger is het dat de bevoegden reeds vroeger en met name nog in 1877 verklaarden dat de toestand een hoogst ongunstige is, al vonden zij de uitdrukking van den heer Petzold dat ons Bosch eene „ruïne” was wel wat kras. Die bevoegden waren door den Minister van financiën uitgenoodigd een rapport daaromtrent uit te brengen, het waren de Heeren Verhuell, aan wien wij zooveel schoons te danken hebben, Witte, de bekende Leidsche plant kundige, Zocher, de vermaarde tuin- en park-aanlegger, en Boer, de bekwame inspecteur van het boschwezen alhier. Flinker mannen kon men moeilijk aanwijzen en zij waren eenstemmig toen zij in Februari 1878 hun rapport uitbrachteneenstemmig in het beweren dat de grond moest verhoogd of het waterpeil moest verlaagd worden, en daaraan hebben wij althans de stoommachine te dankeneenstemmig dat de wateren onderling beter verbinding noodig hadden, dat het wegruimen van een enkelen ouden stam niet genoeg lucht verschaft nieuwe aanplanting, maar dat men daartoe grootere ruimten moet openen, dat een breede rijweg rondom doch binnen de grenzen van het Bosch moest worden aangelegd en de wandelaars er veel meer banken moesten kunnen vinden, en eene menigte andere verbeteringen, waartoe wij verwijzen naar het in 1878 in druk verschenen Verslag met duidelijke kaart: de Hagenaars mogen zich verheugen dat aan verscheidene wenken gehoor werd ge geven, maar dienen zich steeds te herinneren dat het Bosch ressorteert onder het zuinig beheer der Rijks- domeinen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 481