377 HET JACHTSLOT' TER HORST, ONDER WASSENAAR. behoort hebbe in eygendom aan Johan van Vaerlaer, als met deszelfs geld gekogt zynde als aftenemen is. 1. uyt het testament van Johan van Vaerlaer en Christina van Ruytenburch hiervoren gemelt. in de periode als hebbende alreeds het. leengoet van hei huyster Horst, etc., maar ook omdat hy testateur daarover als over zijn goed disponeert, willende, na erfmaking, dat het leen of leenen zullen 'verheven worden na zyn over lijden op de testatrice, daar indien hy het besat als man en voogt van Christina van Ruytenburch, de gem. Christina van Ruytenburch de dispositie deswegen competeerde. 2. uyt de verklaring der kinderen en erfgenamen van de Heer Pieter van Ruytenburg, terwijl daarbij niet wordt gesegt, dat Johan van Vaerlaer als man en voogt van Christina van Ruytenburch het Huys ter Horst bekwam op Rekening van haare erfportie of bij scheiding des boedels van haar vader, maar dat het aan hun uyt den boedel van haar vader is competerende. 3. dat Pieter van Ruytenburch geen octroy versogt nog geobtineert heeft om van zyne leenen onder zyne kinderen te disponeren, dat derhalve, was ter Horst zyn eygen goed geweest, hetzelve jure feudi evenals Vlaardinge en Vlaardinger ambacht had moeten devol- veren op deszelfs eenigen zoon en leenvolger Willem van Ruytenburg. 4. dat Pieter van Ruytenburch zig nooit gequalificeert of nooit genoemt heeft Heer van ter Horst, maar eeniglyk Heer van Vlaerdingen en Vlaerdinger Ambagt. 5. dat Jan Vaerlaer reets den 19 Juni 1627 octroy om van zijn leenen te disponeren geobtineert heeft, daar de verklaring door de kinderen van Pieter van Ruyten burch verleden maer is van den 4 November en het verlyd op hem van den 16 derzelve maand des jaars

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 560