389
HET JACHTSLOT TEE HOEST, ONDEE WASSENAAR.
sooals hiervoren genoteert staat, dat
wel te compasseren is met het jaartal 1631
vind staan in de arduysteene voorpoort van
.onder Voorschoten is een liidderlyk slot geweest, by
„de Heeren van Wassenaar gebout en bewoont, daar
zonder verschelde agterleenen behooren.''
Wat reden nu van Leeuwen gehad heeft om te zeg
gen, dat het een ridderlijk slot geweest is, kan men
niet ontdekken, ten waare men stelle, dat dit huys in
den jaare 1393 zooals hiervoren gesegt is, afgebrand
zynde, ten tyde dat van Leeuwen dit schreef nog niet
herbouwt was, wat daarvan zy is zeer onseker, also
men nergens eenige traces vind, waaruyt men zoude
konnen conjectureren wanneer er door wien dit huys
herbouwt zy, als eeniglyk uyt de steenen waarmede het
grootste gedeelte van hetzelve gemetselt is schynt men
te moeten opmaken dat het van een jonger datum is,
en uyt de wapens op de glasvensters in eene spatieuse
kelderkamer zoude men kunnen gissen, dat hetzelve her
bouwt of immers voltooit is door de Heer Reynier Paaw,
President in den Hoogen Rade in Holland, die ten tijde
dat van Leeuwen dit schreef Heer van ter Horst was
en den eed als Leenman deswege gepresteert heeft den
15 Jan. 1632
ook zeer
dat men
het huys.
Van Leeuwen zegt verder ook in de aangehaalde
plaats, dat aan ter Horst terscheyde agterleenen zouden
behooren, dog welke die zyn kan men door gebrek aan
het nodig bewyp niet melden, het is zeker dat er thans
geene bekent zyn en dus, zoo er al geweest zijn, moeten
die door negligentie van vorige possesseurs verdvystert
zijn, dog waarvan straks nader.
Dog betreffende de Riddermatigheyd vind men bij de
conditiën van verkoop, aangegaan en gesloten tusschen