8
waren
legging der funderingen waren te voorschijn gebracht. (Zie
bijlagen EF.)
Er werden drie vergaderingen van werkende leden gehouden,
waarbij ook de buitengewone leden werden uitgenoodigddie
vergaderingen hadden plaats op 28 October en46 December '1896
en 27 Januari 1897.
Op de eerste dier vergaderingen werden voordrachten gehou
den door de Heeren J. J. van Nieukerken, over de restauratie
der tombe in de AssendelftkapelMr. P. H. P. van Marie over
Henriette Sontag, later Mevr. Rossi en haai' Salon in Den Haag:
M. Henriquez Pimentel over het Ruiter-standbeeld in het Noord-
einde, en een niet uitgevoerd model; R. H. Driessen over het
onderhoud van het Haagsche Bosch.
De eerste en laatste dezer voordrachten hadden ten gevolge
dat twee commission werden benoemd, om omtrent de daarin
ontwikkelde denkbeelden advies uit te brengen.
De Assendelftcommissie bestaai uit de Heeren: inr. der Kinde
ren, dr. Overman, W. Bn. Snouckaert van Sehauburg en van
Nieukerken: de Bosehcommissie uit de Heeren: Hattinga Raven,
Mr. Dolk en Löhnis.
In de vergadering van 16 December sprak de Heer van
Meeteren Brouwer over twee belangrijke dagen in de Haagsche
geschiedenis, namelijk den 22 October 1751. de begrafenis van
den Stadhouder Prins Willem IV en 5 Maart 1760, het huwe
lijk van Prinses Caroline van Oranje met den Prins van Nassau
Weilburg.
Daarna behandelde de Heer de Jongh het onderwerp: „die
Haghe” op de school, met bet doel om aan te toonen, dat niet
alleen de Nederlandsche, maar ook de plaatselijke geschiedenis
op de school behoort te worden onderwezen. (Bijlage G.)
Op 27 Januari sprak de Heer C. F. Gijsberti Hodenpijl over
eenige belangrijke dagen in 1807, daarbij het oog hebbende op
het springen van bet kruitschip te Leiden en de maatregelen tot
leniging der ramp genomen, waaraan hij verschillende bijzonder
heden omtrent het maatschappelijk leven van die dagen aan
knoopte: de heer Morren sprak over Simon Stevin, en eindigde zijn
rede met den wensch, dat in het door dien geleerde in de Raam
straat bewoonde huis een gedenksteen zal worden aangebracht.
Het zal wel overbodig zijn, meer in bijzonderheden die ver
schillende hoogstbelangrijke voordrachten te behandelen, daar
mag worden verwacht, dat de sprekers geen bezwaar zullen
maken, hunne opstellen voor de werken van die Haghe af te