18
BIJLAGE C.
De wegstervende tonen van de Adagio van A Corelli zijn mij eene
welkome aanleiding om enkele woorden te spreken bij de plechtigheid
waartoe wij te dezer plaatse zijn bijeengekomen.
Zeer zeker kan er geen grooter en meer gepaste hulde aan Constantijn
Huygens worden gebracht, dan door het orgel te doen klinken, nu
we opgegaan zijn naar het familiegraf der Huygensen; de rustplaats
van hem, en zijne ouders, echtgenoote en zonen, om een eerekrans te
hechten aan den gedenksteen, welke sedert 1857 de grafplaats aanwijst:
een eerekrans die hem reeds was toegedacht door zijn tijdgenoot en
letterbroeder Johan Westerbaen, waar deze zingt, in verband met een
der keurigste en kernachtigste gedichten van Huygens:
,,Die in zijn groene jeugd het Haegs Voorhout beschreef,
Dat koele wandelrack, die schoone lindendreef,
Verdiende door zijn pen een eerkrans van laurieren.”
Immers het orgelspel is gewettigd, indien men weet, dat Constantijn
Huygens de beroemde Hagenaar, van wien Potgieter eenmaal ge
tuigde. dat hij was een degelijk, een geheel, een waar man, zich
omstreeks het jaar 1641 beijverd heeft om het gebruik van het orgel
bij de openbare godsdienstoefening weder in eere te brengen, daar
het kerkgaan bij hem geen ijdele vorm was, maar diepe ernst, en wijl
hij behoefte gevoelde om in t „huys des Ghebets” op te gaan, en met
hart en tong en keel zijn God te verheerlijken.
Het loflied, dat klonk uit den mond der geloovigen ter eere van
den Allerhoogsten, wilde hij begeleid en gesteund zien door de muziek
en hij won het pleit, trots veler tegenstand, en in deze zelfde kerk,
mocht hij zich gestreeld gevoelen toen de liefste zijner wenschen was
Kan het ons dus verwonderen, dat Huygens de enkele verzen,
welke hij in deze periode dichtte, bijna alle klinken deed ter eere
van zijn ^Sterre". zooals hij zijne lieve vrouw zoo gaarne noemde en
roemde?
De korte spanne tijds, die Huygens hier ter plaatse heeft doorge
bracht, en waaruit hij overging met zijne gade naar de Lange Hout
straat, waar zijne kinderen geboren werden, en in welke woning hij
ook weder zijn „Sterre" moest afstaan, is een merkwaardig tijdvak
geweest uit zijn leven.
Hij was er beurtelings de liefhebbende en zorgzame zoon, de geest
driftvolle dichter, de vrome berustende Christen, de trouwe Oranje-
dienaar, de vurige minnaar, de liefdevolle echtgenoot.
Huldigen wij Constantijn Huygens dus, door het doek te doen
verdwijnen, dat het opschrift te zijner gedachtenis bedekt. Dat
opschrift zal blijven spreken tot in lengte van dagen van een der
beste, edelste en roemruchtigste zonen van het Den Haag der 17e eeuw!