22
werd hersteld.
parlement, den eed van getrouwheid van steden en ingezetenen van
het Prinsdom afnam; en, ten zelven stonde kwam een lichtkroon
in de lucht „die gansch helder was, schijnende de voorbode te wesen
van een geluckig succes over deselve actie”.
Als een donder klonk die eed van trouw hij werd met zooveel eenstem
migheid door het toegestroomde volk, en zoo luidkeels aangeheven, dat
de grondvesten van het oude schouwtooneel er van beefden en sidderden.
Wel is waar kwam het Prinsdom na den dood van het kindskind,
opnieuw in de macht van Lodewijk, maar dit was niet de schuld van
Huygens. Het waren de twisten en tweedrachten over het recht op
de nalatenschap van den Prins, die de grootste daad van Huygens
als het ware vernietigden, die daad, waarin hij. zooals we met Bil-
derdijk mogen getuigen ..Zijn Vorst onvergetelijke diensten heeft be-
„wezen, en waarin zijn beleid, doorzicht, en kennis van menschen
„en zaken, onvermoeidheid, trouw en moed gelijkelijk uitblonken.”
Zeker, ook Huygens heeft evenals zoovele mannen van beteekenis,
in zijn publiek optreden aan aanvallen blootgestaan.
De gunsten hem door zijn vorst toebedeeld verwekten dikwerf
ergernis of ..groote spartelingen van benijders”, en zelfs een korten
tijd werd hij weggedrongen (het was omstreeks den dood van Fre-
derik Hendrik) uit de onmiddellijke omgeving van dien Prins, en
getroffen door eene groote verkoeling in de vriendschappelijke ge
voelens van Amalia van Solms; haast zou ik zeggen, zedelijk ge
fnuikt, door de ongenade, waarin hij bij de Prinses was gevallen, maar,
het geschokte vertrouwen in de inzichten en de adviezen van Huygens
werd hersteld.
Een tweede bedrijf van zijn Hofdienst moest worden volspeeld,
en in dat bedrijf heeft Huygens zich op zijne tegenstanders schitte
rend gewroken, door het Prinsdom Orange te brengen tot de kroon.
Constantijn Huygens was Hagenaar.
Niet enkel en alleen door geboorte, door inwoning; neen, hij was
Hagenaar, wijl hij
„Het dorp der dorpen; geen, daer yeder steeg een pad is.
Maer dorp der steden; een, daer yeder street een stad is”,
wijl hij den Haag lief had met geheel zijn hart en geheel zijn ziel.
„Hollander, Hagenaar, Hervormde”, zegt Potgieter, maar Hagenaar
bij uitnemendheid voegen wij er bij, en, al wilden wij zijn „veel lofs”
dat hij den Haag heel zijn leven door, met tal van variaties op dat
thema, heeft gegeven, en waarvan eene bloemlezing zou samen te
stellen zijn, buiten rekening laten, omdat niet het woord, maar wel
de daad gewicht in de schaal legt; en al zouden we er toe kunnen
komen om niet te hoog aanteslaan de praalwoning welke hij zich
deed bouwen aan het Plein, om op het voorbeeld van den Prins
mede te werken tot versiering van den Haag, dan toch heeft Con
stantijn Huygens zijne liefde voor zijn geboortestad in de hoogste