25
verscheiden ieder gewoon sterveling onmachtig om den overledene
naar waarde te schatten.
Het „rechte grafschrift” zou slechts kunnen zijn:
„Wie kragt en kunst heeft om in ’t kort iets groots te seggen
Die digte een grafschrift op Neerduitslants Konstantijn:
Maar die, naar ’s mans waardij, hier eer zocht in te leggen,
Moest zelf een Huygens, of een van zijn zonen zijn.”
Ik gevoel dan ook, dat ik te kort ben geschoten, waar ik getracht
heb, met enkele toetsen u Constantijn Huygens te doen kennen, maar
ik houd mij overtuigd, dat uw aller instemming volkomen is, waar
wé Huygens huldigen als man van beschaving, orde en nauwkeurigheid
in maatschappelijk en huiselijk leven, die door zijn vernuft en zeld
zame heerschappij over onze taal een roemvollen naam verwierf, en
tevens als zoon, echtgenoot en vader, en niet het minste als trouw
dienaar van Oranje, als een der edelste burgers van ’s-Gravenhage
mag gehuldigd worden.
Aan uwe eervolle nagedachtenis, Constantijn Huygens, Heer van
Zuylichem, Zeelhem ent Monnekenland. ridder in Engeland, en van
fit. Michiel in Frankrijk. President in den Raad, Geheimschrijver en
rekenmeester van drie elkander opvolgende Prinselijke geslachten;
gemachtigde tot het overnemen van het Prinsdom Orange, afgezant
aan de Hoven van Oostenrijk, Frankrijk en Engeland, aan u, den
roemvollen zoon van ’s-Gravenhage, wijden wij deze eerekrans, waar
we vergaderd zijn bij uwe grafplaats.
Wij treuren daarbij echter niet; in tegendeel, wij juichen; wij
juichen met heeler hart,’want gij zijt voor ons niet gestorven; voor
ons leeft gij door uwe werken, door uw genie, dat tijd en eeuwig
heid trotseert.
Nog eenmaal neem ik het woord.
Indien we ons oog vestigen op den gedenksteen, waarboven we zoo
straks het levende groen hebben aangebracht, doorweven met levende
korenbloemen, als zinrijk beeld, van den titel welke Constantijn
Huygens aan zijn vereenigde dichtwerken gaf, dan lezen we daarop
■ook den naam van Christiaan Huygens.
Zoo één van Constantijn Huygens’ naaste familieleden aanspraak
mag maken op een deel der hulde aan den vader gebracht, dan voor
zeker mag daarvoor wel in aanmerking komen zijn tweede zoon
Christiaan, „een der heroën van het denken der 17e eeuw, wiens
figuur al hooger en hooger rijst, naarmate we de beteekenis van zijn
werk, de macht van zijn invloed beschouwen bij het licht der weten
schap van volgende tijden.”
Twee eeuwen ruim, scheiden ons van zijn leven. Den 14n Juli 1695
werd in dezen grafkelder zijn stoffelijk overschot bijgezet, „maar
geen andere gedachte mag- en kan ons thans vervullen dan bewonde