34
voor
D. J.
BIJLAGE G.
M. II.
mr. De Stuers, de
Martini Buys, en den
Een drietal jaren geleden schreef en sprak ik in onderwijzerskringen
over een door mij wenschelijk geachte verandering in de methode
van ons Geschiedenis Onderwijs
Die verandering kwam in ’t kort hierop neerWe zullen voortaan niet
maar zoo klakkeloos beginnen met het onderwijs in de Vaderl. Gesch.,
door aan te vangen bij de Batavieren, om vervolgens langs de Graven
en Stadhouders te komen tot de regeering der Koniugen, doch we
zullen een inleidende en voorbereidende cursus doen voorafgaan, welke
de Leerlingen geschikt moet maken de lessen in de V. G. te kunnen
graven terrein. Over muren van acht decimeter ging ons pad. alleen
dan niet veilig voor slik en modder als we uitweken voor bezoek
sters, die zich waagden op de steenmassa’s.
Van deskundigen, onder welke we noemen jhr.
hoofd-ingenieurs. de heeren Van Diesen en Tr t
architect, den heer Van Nieukerken, mochten we menige leerrijke
opmerking opvangen.
Torens, hoofdgebouw, toegangspoort, kelders, waterputten, bijge
bouwen, van dat alles zijn nog rudimenten aanwezig. De zware
grondslagen van Rijs wij ksche reuzenmoppen leggen nog getuigenis
af van den hechten soliden bouw der woningen in ’t verre voorge
slacht. Ware niet zelfs de stoutste fantasie bevangen geworden dooi
de koude, hoe zouden we dan bij deze historische overblijfselen aan
het droomen zijn geraakt over het leven en het lot der kasteelbewoners.
Teruggekeerd in de beschuttende tent, werd ons vanwege de
vriendelijke gastvrouw, mevrouw Goekoop. een geurige kop thee
gepresenteerd. Toen de voorzitter van „Die Haghe”, de heer Servaas
van Rooyen, ons met een geestig woord uitnoodigde een „warmen”
dronk te wijden aan den heer en mevrouw Goekoop. voldeden we
daaraan gaarne en stemden van harte in met de luide bravo’s.
En wadende door de sneeuwpap, gaan we weer stadwaarts, waai
de eenvormige kazerneachtige bouw der huizen ons nog meer hindert
dan anders. Doch straks aan tafel keert de milde stemming terug en
als we tehuis verslag doen van onze bevindingen, dan hangt ook
het kinder-auditorium aan onze lippen en onze jongens rusten niet
we verteld hebben van de riddertijden. En als het woelige
volkje ter ruste is, slaan we onzen De Riemer nog eens op om
prentjes te kijken en te lezen over de historie van het „dorpe van
Die Haghe”. De lectuur vlot beter dan anders; we hebben een brok
historie moge aanschouwen.
Den Haag, 28 Jan.